Kansenongelijkheid: wanneer kun je beter níét voor jezelf opkomen?
YOUNG DANCE PROFESSIONAL | Wonend en werkend in Marokko, bevindt Nederlandse dansdocent en antropoloog Ilja Geelen zich soms in een ingewikkelde positie. Het land heeft haar gegrepen. Vooral de dansers daar, die hard werken aan hun eigen hedendaagse dans scene. Daaraan wil Ilja graag bijdragen! Maar ze ziet ook de kansenongelijkheid tussen haar en haar nieuwe danser-vrienden. Ze vraagt zich daarom af welke rol zij in Marokko wil innemen. Wanneer kan zij als (witte) buitenlander beter een stapje terug doen?
‘positionaliteit’
Vorige maand schreef ik over de Marokkaanse dans-scene die ik om me heen zag opbloeien toen ik in Tanger woonde in Noord-Marokko. Inmiddels ben ik weer even in Nederland. Even, want ik kan Marokko niet blijvend achter me laten. Die dansontwikkelingen waarover ik schreef, daar wil ik deel van uitmaken! Toch is het goed dat ik er even wat afstand van kan nemen.
Ik vind het namelijk best ingewikkeld me te verhouden tot de Marokkaanse danswereld. Enerzijds heb ik het gevoel er veel aan te kunnen bijdragen, anderzijds vraag ik mezelf kritisch af op welke manier ik dat kan doen zonder in de weg te lopen of ‘de Europese manier’ van ontwikkelen op te dringen. Ik worstel, kortom, met wat we in de antropologie ‘positionaliteit’ noemen.
Door waar je geboren bent, heb je een bepaald referentiekader van waaruit je ‘anderen’ bekijkt. En zelfs al probeer je jezelf zo goed mogelijk in die ander te verplaatsen, je kunt je eigen identiteit niet uitwissen. In antropologisch onderzoek is het daarom gebruikelijk om te reflecteren op je zogenoemde ‘positionaliteit’ ten opzichte van de mensen over wie je schrijft. Dat kan heel persoonlijk worden, én heel bepalend zijn voor je onderzoek.
Als vrouw heb ik bijvoorbeeld geen toegang tot sommige typisch ‘mannelijke’ domeinen van de Marokkaanse samenleving. Zelfs al wordt de toegang tot een ‘mannelijk’ café me niet officieel ontzegd, de meeste mannen die daar zitten zullen zich niet hetzelfde gedragen in mijn aanwezigheid. Dat betekent niet dat ik helemaal niéts kan leren over deze mannen, maar mijn perspectief wordt wel getekend door mijn vrouw zijn.
Maar positionaliteit kan ook voordelig zijn! De meiden aan wie ik heb lesgegeven in Marokko vertrouwden mij al snel hun geheime liefdesleven toe. Dat deden ze denk ik makkelijker, omdat mijn blonde haren hen er constant aan herinnerden dat ik ver af sta van de Marokkaanse gemeenschap, die hen om diezelfde verhalen zou kunnen veroordelen. Zie mijn artikel van mei voor een inkijkje in de ‘gesprekken’ (met handen en voeten) tussen de meiden en mij.
Zeker in Marokko geeft mijn Europese afkomst me soms ook juist toegang tot bepaalde groepen én tot bepaalde kansen. Zo had ik bij de jongeren in het cultureel centrum in Tanger, waar ik de afgelopen twee maanden vrijwilligerswerk deed, vaak het gevoel dat er een rode loper voor me werd uitgerold zodra ze mij zagen. Voor deze jongeren representeert mijn Europese uiterlijk vrijheid en moderniteit. Nog voordat ze mij kennen, associëren ze mij met hun dromen en idealen, waardoor ze staan te popelen om met me samen te werken en meer te leren over ‘mijn’ cultuur.
Dat geldt overigens niet alleen voor de jongeren, maar óók voor de directeur van het centrum. Hij zet zich met zijn organisatie fel af tegen traditionele Marokkaanse onderwijsmethoden, die hij achterhaald vindt. Maar zou het kunnen dat hij daardoor onbewust sneller vertrouwen heeft in mensen van Europese afkomst, dan in jonge Marokkaanse professionals met dezelfde capaciteiten?
Voortrekkerij
Daar ligt voor mij een volgend pijnpunt. Want er zijn in Marokko ook gewoon weinig young professionals met dezelfde vaardigheden als ik. Ik heb enorm geluk gehad zowel een meer praktische als een meer theoretische opleiding te hebben kunnen volgen in Nederland, een land met een heel sterk én creatief onderwijssysteem. Maar ben ik daarmee meer geschikt voor een baan als danser of choreograaf dan de getalenteerde Marokkaanse jongeren die ik heb ontmoet?
Ik ben bang voor voortrekkerij, en dan vooral onbewuste voortrekkerij die meer gaat over mijn afkomst dan over mijn capaciteiten. De jongeren die ik in Tanger ontmoeten zitten vol potentie, maar hebben tot nu toe minder kansen gehad dan ik om die potentie volledig te ontplooien. De kansen die er in Marokko wél liggen, wil ik niet zomaar van ze afpakken. Ik wil immers dat zij hun eigen dans scene kunnen opbouwen, in plaats van als Europeaan te komen vertellen hoe het moet, zoals helaas al eeuwenlang de norm is.
Een voorbeeld van een dilemma waar ik vlak voor vertrek voor stond. Het cultureel centrum had een subsidie toegekend gekregen voor het maken van een dansproductie over het waargebeurde verhaal van een meisje dat wegloopt van huis om haar droom als hiphopdanser na te jagen. De directeur kende zogezegd geen lokale choreografen die in staat zijn tot het maken van een volledige productie, en precies op dit moment ontmoette hij mij. Ik had ervaring met choreograferen, met theater en werken vanuit een verhaal, met de doelgroep jongeren en met werken vanuit improvisatie en co-creatie met amateurdansers – allemaal kwaliteiten waaraan hij waarde hecht.
Maar ik heb géén ervaring met hiphop. En omdat ik ben opgegroeid in een omgeving waarin alles kon en mocht sta ik mijlenver bij het verhaal vandaan. Wie ben ik om dit verhaal te choreograferen?
Dilemma
Natuurlijk was ik wel enthousiast over de klus. Daarom overtuigde ik mezelf dat ik wel manieren zou vinden en om deze valkuilen heen kon werken. Maar toen bleek dat één van de dansers in het stuk, Salhi, actief is als popping-docent en choreografische ambities heeft. En let’s face it: hij komt wél uit de Marokkaanse urban scene waar het stuk over gaat. Mijn eerste reactie was om een stap terug te doen. Ik dacht: jammer voor mij, maar hij is veel geschikter.
Ik durfde er niet op te vertrouwen dat de directeur mij geschikter vond, puur vanwege mijn kwaliteiten, en niet vanwege mijn Europese achtergrond waar hij zo naar opkijkt. En zelfs als dat zo was, vond ik dat lokale jongeren de kansen moeten krijgen, die ik al lang heb gehad door mijn opleiding. Was het aan mij om een stap terug te doen en de weg vrij te maken voor Salhi?
Ik sprak mijn dilemma uit naar een nieuwe vriendin, een Italiaanse theatermaakster werkzaam in Jordanië en Tunesië. Zij jongleert al wat langer met haar positionaliteit als Europeaan in de Arabische wereld, en ik heb door onze gesprekken al veel van haar geleerd. Deze keer was haar advies helemaal niet zo ingewikkeld. Ze stelde me slechts de simpele, maar cruciale vraag: “Heb je die andere choreograaf eigenlijk al ontmoet?” Daar maakte ze een punt. Wellicht ben ik zó verontwaardigd geraakt over de kansenongelijkheid om me heen, dat ik te naïef en idealistisch ben geworden. Wie zegt eigenlijk dat deze choreograaf zoveel potentie heeft?
Een andere vriend, een Marokkaanse danser, wees me er bovendien op dat het allemaal iets genuanceerder ligt. “Impact maken op de lokale gemeenschap hoeft niet altijd te betekenen dat je het werk uit handen geeft aan lokale dansers, of direct met hen samenwerkt. Soms heeft je project een veel grotere impact op de community, met name die buiten de danswereld, als je het juist wel zelf doet, op jouw manier, maar vóór hen.”
Een middenweg
Ondertussen ligt de dansproductie nog zo goed als stil. De directeur was te druk met andere projecten en de dansers wachtten af. De directeur was (en is nog steeds) overladen door ander werk en op dit moment is er niemand behalve ik in staat en/of bereid om praktische stappen te zetten… Ik had Salhi nog steeds niet ontmoet, maar realiseerde me wel: het is hem tot nu toe niet gelukt om dit project in beweging te brengen. Wellicht heeft hij geen tijd, vindt hij het moeilijk initiatief te nemen of is hij niet in een positie waarin hij het voortouw kan nemen. Ineens had ik de oplossing voor mijn dilemma. En zoals bij elke goede oplossing, was het niet het één of het ander, maar een middenweg.
Ik besloot alvast de eerste stap te nemen en een plan te schrijven zodat het project kan starten. Dit plan werd onlangs goedgekeurd, wat mij tot choreograaf van het project maakt. Ook al weet ik nog niet of ik daar achter sta... Maar die positie als choreograaf geeft me wél de macht om impact te maken op die andere, beginnende choreograaf. Want als maker van het stuk kan ik hem ontmoeten, met hem samenwerken en kijken wat hij in huis heeft. Van daaruit kan ik hem zoveel eigenaarschap en verantwoordelijkheid geven over het stuk als hij aankan.
Als dat betekent dat ik er na één week helemaal uit moet stappen als choreograaf, dan doe ik dat. Dan heb ik mijn kwaliteiten optimaal benut om hem aan het werk te krijgen, om hem deze kans te geven; en uiteindelijk is dát mijn doel. En als hij dat niet aankan? Dan geef ik hem en de andere dansers eigenaarschap over stukjes van het proces, zodat het hún verhaal en hún bewegingstaal wordt, en bewaak ik de planning, de eindregie, de technische uitvoering, of de boodschap over komt – alles wat er nodig is om hun verhaal sterk te laten overkomen.
En in Nederland?
Niet lang geleden vond ik dat ik als dansdocent vooral nergens voor moest terugdeinzen. ‘Lesgeven in streetdance? Nooit gedaan, maar ik heb een basis dus ik kan vast wel iets in elkaar zetten!’ dacht ik dan bijvoorbeeld. Qua dapperheid ben ik het hier nog steeds mee eens, maar ik realiseer me inmiddels wel dat dit soort keuzes niet alleen gaan over mij.
Als ik op deze manier een klus aanneem, zijn er namelijk ook mensen die hem níét krijgen. Al moet ik in die gedachte misschien ook weer niet te ver gaan, want dat kan verlammend werken. Zo raakte ik de eerste twee jaar van de dansacademie soms behoorlijk verkrampt omdat ik het gevoel had mijn plek daar, die vele andere auditanten hadden gewild, steeds opnieuw te moeten verdienen en mezelf te moeten bewijzen. Daar schiet niemand iets mee op. Maar er zijn situaties waarin kritische reflectie nodig is en de optie een stap terug te doen een heel serieuze is.
Die situaties doen zich niet alleen voor als je in het buitenland werkt. In Marokko voelt de ‘verdeling’ voor mij nog enigszins logisch: ik ben te gast, dus ik pas me aan, maak ruimte en kijk hoe ik kan ondersteunen. Maar de redenering ‘de gast past zich aan’ is geen universele oplossing! Die redenering werkt voor mij niet als je kijkt naar Nederland, want hier geldt net zo goed dat mijn kansen en privileges zijn gebouwd op structurele ongelijkheden in de wereld.
Veel mensen die hier als ‘gast’ komen, doen dat niet omdat ze net als ik het geluk hebben dat ze met hun Europese paspoort, genoeg geld op de bank en een goede opleiding zo ongeveer overal ter wereld welkom zijn, en toevallig Nederland hebben uitgekozen. Ze zijn geen nieuwsgierige toeristen, maar ambitieuze hardwerkende mensen op zoek naar kansen die passen bij hun ontwikkeling. Of, nog vaker, überhaupt kansen om te werken en wonen. En what about de tweede en derde generatie Marokkanen en andere Nederlanders met een migratie-achtergrond? Die worden vaak nog steeds gezien als ‘gast’ en geacht zich aan te passen, ook al zijn ze geboren en getogen in Nederland.
Diversiteit & Inclusie
Ik kan me dus genoeg vergelijkbare dilemma’s inbeelden in Nederland. Wie is er bijvoorbeeld meer geschikt om lessen hiphop te geven: een academische geschoolde allround docent, of een autodidact die wellicht (nog) niet de pedagogische-didactische skills heeft maar wel veel dieper geworteld is in de urban cultuur? Ondanks de toenemende aandacht voor inclusie en diversiteit zie ik nog steeds een beperkte doorstroom van zulke autodidacten naar (docent) dansopleidingen.
En how about stijlen als afro en dance hall; wie ‘mag’ die stijlen geven? Geven we in onze lessen wel genoeg credit aan de geschiedenis van jazzdans, die is verweven met het slavernijverleden? Natuurlijk zijn wij het niet persoonlijk die ons deze dansstijl destijds hebben toegeëigend en de uitvinders ervan hebben onderdrukt. Maar we hebben, vind ik, wel een verantwoordelijkheid om deze geschiedenis vol scheve machtsverhoudingen te erkennen en, waar mogelijk, om te draaien.
Daar is geen standaardmodel voor, maar daarvoor is het wel nodig dat we bereid zijn steeds opnieuw vragen te stellen en hierover in gesprek te gaan. Dus: waar ligt jouw grens? Voor welke rollen ben jij nadrukkelijk niét geschikt? Wanneer doe jij een stap terug?
YOUNG DANCE PROFESSIONAL
Hoera! Je bent afgestudeerd als dansdocent. En nu?! Er gaat een nieuwe wereld voor je open. Je hebt al lang door dat de danswereld oneindig veel rollen en werkvormen kent. Maar welke past het beste bij jou? Onze Young Dance Professional laat zien dat je het allemaal niet meteen hoeft te weten. Dit jaar vertelt Ilja Geelen hoe zij op eigen tempo dans herontdekt zonder de regels van een opleiding. Al dansend, docerend, makend, ondernemend en onderzoekend reist ze naar onder andere Frankrijk en Marokko. Daarvoor verbreedt zij letterlijk haar horizon.