Als ik tijd heb om na te denken, dans ik niet hard genoeg
WERKPLEZIER & DIDACTIEK | Heb jij ook leerlingen die ‘te veel in hun hoofd zitten’ tijdens de dansles? Ilja Geelen kreeg van haar dansdocenten alsmaar te horen dat ze meer moest ontspannen. Dat ging moeizaam. Maar inmiddels heeft ze ontdekt welke technieken wél bij haar werken. Via dansworkshops, eigen training en… mountainbiken! In dit artikel deelt Ilja een aantal oefeningen, tools en mindsets die haar hebben geholpen. En hoe die haar visie op danseducatie hebben gevormd.
Dit artikel is deel 1 van een reeks van drie. In het volgende artikel (deel 2) vertelt Ilja hoe ze haar visie vertaalt naar hedendaagse danslessen voor jongeren in Marokko. Ze geeft voorbeelden van hoe die leerlingen reageren op haar aanpak. Het derde artikel is een volledig lesplan vol oefenstof en beeldmateriaal!
Ontspan, haal adem…
Als ik terugblik op mijn dansacademie-jaren zijn er drie dingen die docenten eindeloos tegen mij zeiden:
1. Ontspan
2. Haal adem
3. Open je ogen (of op minder gezellige dagen: "Kijk niet zo gestresst")
De eerste paar keer nam ik deze feedback vol nieuwsgierigheid en nederigheid aan. De keren daarop slaakte ik een lichte zucht. En toen hetzelfde commentaar maar bleef komen, werd ik boos. Op mezelf, maar ook op deze docenten. Snapten ze dan niet dat ik ze heus wel hoorde, maar dat hun feedback gewoon maar niet wilde indalen? En waarom zochten ze dan niet naar een andere vorm, een andere verwoording? Zij waren toch de docenten, niet ik. Dachten ze nou echt dat ik niet luisterde?!
Pas ná de dansacademie kon ik echt op onderzoek gaan in mijn eigen hoofd en lichaam en ontstonden er 'klikmomenten'. In workshops bij docenten met een totaal andere aanpak, of soms slechts een ander woord of een ander plaatje om hetzelfde uit te leggen, werkte het ineens wél. Soms ook niet ineens, trouwens, maar na een paar danslessen. Of na wekenlang zelf blijven improviseren en oefenen vanuit een concept dat ik ergens in een workshop oppikte. Op het ‘loslaten van mijn nek’ heb ik bijvoorbeeld maanden getraind. In de woonkamer, en later op mijn dakterras (in Marokko). Maar dan wel op een manier die bij mij paste, die sprak tot mijn verbeelding.
Reflecteren, analyseren, keuzes maken
Op de dansacademie kreeg ik vaak te horen dat ik te veel ‘in mijn hoofd’ zat. Daardoor kreeg ik het idee dat denken en voelen elkaar blijkbaar uitsluiten. Maar vooral: dat denken tijdens het dansen fout was. Mijn analytische talent, dat op het vwo altijd in mijn voordeel had gespeeld, was ineens een obstakel geworden. Pas na een paar jaar na mijn afstuderen van ArtEZ leerde ik om dat denken als een kracht in te zetten. Juist ook tijdens het dansen!
Reflecteren, analyseren, keuzes maken, en andere woorden vinden om hetzelfde uit te leggen… Ik ontdekte dat deze vaardigheden van mij juist een heel sterke dansdocent maakten. Dus besloot ik om ook wat doelbewuster mijn eigen docent te worden.
De afgelopen twee jaar focus ik mij niet meer op het ‘uitzetten’ van dat denken, maar om het ‘uitstellen’ ervan tot het juiste moment. En het inkaderen ervan, zodat het productief in plaats van destructief word. Ofwel: soms me helemaal in gevoel verliezen. Maar soms ook juist heel bewust mijn denkkracht inzetten om mezelf aan te sturen en te verbeteren! (Een aantal van de inzichten die ik heb opgedaan kun je teruglezen in mijn blog: ‘Brussel en Parijs: mijn herontdekking van dans’.)
Dat doe ik niet alleen in mijn eigen danstraining, maar ook in de danslessen die ik aan jongeren geef. Ook als ik lesgeef maak ik een combinatie van die twee, waarin hoofd en lijf elkaar constant aansturen. Dus soms eerst doen en dan pas denken. Maar tegelijkertijd ook die denkkracht omzetten in verbeelding en in korte maar krachtige aansturing! Zie ook deel 2 van dit artikel.
Hard gaan
Eigenlijk leerde ik het effectief balanceren van denken en doen niet tijdens het dansen, maar tijdens iets totaal anders: mountainbiken.
Voor mijn scriptie voor de master antropologie, die ik na mijn bachelor Docent Dans deed, fietste ik veel mee met mountainbikers. Dat had ik nog nooit gedaan, maar toen deed ik dat ineens zo’n acht tot tien uur per week! Ik vond het behalve loodzwaar ook doodeng. Tot ik ontdekte dat als ik maar hard genoeg ga, ik geen tijd heb om te twijfelen, of om me in te beelden wat er mis kan gaan.
Mijn nieuwe motto werd: “Als ik tijd heb om bang te zijn, ga ik niet hard genoeg”. Dat ben ik ook in mijn danstrainingen gaan toepassen. Ik ga soms bewust sneller dan ik eigenlijk kan controleren. Zo probeer ik mezelf steeds te verrassen doordat ik geen tijd heb om te anticiperen. Ik beweeg razendsnel en kijk dan plots een andere kant op, of schop mijn eigen been onder mezelf vandaan, of slinger mijn arm de ruimte in… Mijn lichaam moet vanzelf reageren, anders val ik om! En daar ontstaan verrassende bewegingen die ik niet had kunnen plannen.
Na een tijdje nuanceerde ik dat motto tot: “Als ik tijd heb om te oordelen, ga ik niet hard genoeg.” Want als ik me echt overgeef aan de flow, dan heb ik geen tijd om iets te vinden van mijn bewegingen! Alleen om bewust te zijn van de lichamelijke sensaties. Zonder dat ik die hoef te benoemen of veranderen.
Ik begon bewust heen en weer te switchen tussen bewuste, geplaatste improvisaties en - binnen dezelfde ‘opdracht’ of kaders - momenten van gewoon even ‘keihard gaan’. Niet bang zijn om lelijk te zijn en niet bezig zijn met de vorm. Zó snel bewegen dat het al heel wat was als ik het kader van de oefening nog enigszins kon vasthouden. En dan daarna, terwijl ik uithijgde, weer heel bewust mijn lichaam scannen en analyseren: Wat is er veranderd? Wat voel ik nu? Wat voor kwaliteit geeft dat mijn spieren, mijn houding? Wat is de temperatuur van de ruimte, waar zit mijn ademhaling, waar tintelt het en waar zit het vast?
In het begin dwong ik deze tempowisselingen bij mezelf af met een timer en bereidde ik de beelden, inspiratiebronnen en prompts voor het improviseren voor. Dan voerde ik bijvoorbeeld op een Tabata-app in: 1 minuut bodyscan, 1,5 minuut langzaam bewegen als door water, 30 seconden zo snel bewegen als je kunt, 1 minuut bodyscan, etc. Maar inmiddels heb ik mijn geest zo getraind dat er in elke actieve rust vanzelf iets nieuws bij me opkomt. Zoals een nieuw beeld of gevoel, van waaruit ik weer verder improviseer. Eerst zachtjes en bewust, en dan weer sneller dan ik kan denken. Zo herhaal ik dat patroon steeds.
Bodyscan
Dat tussendoor scannen van wat ik in mijn lijf voel is een belangrijke tool geworden voor mij. Ik zie het als een soort ‘verwerkingstijd’ waarin ik mijzelf een moment gun om te doorvoelen wat ik net heb gedaan. Zodat dat echt kan indalen en mijn lichaam het kan opslaan. Maar ook zodat ik me bewust kan worden van de effecten van mijn bewegingen. En dus ook mijn hoofd kan onthouden en evalueren wat ik net heb gedaan!
Daardoor kan ik de ‘verrassingsbewegingen’ die ik in mijn hoge tempo onbewust heb gemaakt, alsnog onthouden en opslaan. Maar dan minder vanuit vorm en oordeel, en meer vanuit de vraag: Wat bracht dit mijn lichaam? Op deze manier leerde ik supergoed wat mijn lichaam nodig heeft. En werd ik creatiever! Ik ontwikkelde een dynamischere, meer verrassende bewegingstaal. En ik kreeg veel meer lichaamsbewustzijn, waardoor ik als danser veel gedetailleerder kan werken. Met veel minder overbodige spierspanning!
Ik ben het ook als docent gaan toepassen en geef sindsdien veel meer ‘in het moment’ les. Ik neem de tijd om echt te kijken naar mijn lichaam en die van mijn leerlingen. En ik geef mezelf de kans om me aan te passen aan wat zij - en ik - op dat moment nodig hebben. Sinds ik dat doe sluiten mijn danslessen nog beter aan op mijn leerlingen. En ik onthoud achteraf beter wat ik met ze heb gedaan en wat voor effect dat had! Dat helpt me dan weer om de volgende les goed voor te bereiden.
Deze onderzoekende benadering, waarbij voelen en denken gelijkwaardig zijn, verschuift de focus van: ‘Zit mijn kleine teen wel op de juiste plek?’ naar ‘Doet mijn kleine teen óók mee aan het verhaal, gevoel of beeld dat ik wil overdragen?’ Maar ook van: ‘Lijkt mijn beweging wel genoeg op die van de anderen?’ naar ‘Komt mijn uitvoering overeen met mijn gevoel en associaties?’
Dus mijn benadering van mijn eigen danstraining verschuift de focus van het potentiële oordeel van anderen (zoals mijn voormalige docenten) naar mijn eigen mening en verlangens. En dat is voor mij veel relevanter, vooral omdat ik mezelf ook als maker zie en dus meer moet kunnen dan de vormen van anderen overnemen!
Suggesties
Ik herinner me nog precies wanneer ik het roer voor mezelf omgooide en stopte met het zien van de docent of choreograaf als ‘de baas’. Ik besloot om alle lessen en technieken voortaan te gaan zien als suggesties. Hoe goed ik een danser ook vond, ik verbande de gedachte ‘Kon ik maar dansen zoals…’. Oefeningen en choreografieën werden voortaan als kleding die ik aanpastte, om na een tijdje te besluiten of ze me stonden of niet. En eventueel weer uit te doen!
Die keuze maakte ik in augustus 2021. Een commerciële jazzdocent ramde onze lichamen door een warming-up heen. De muziek dreunde hard door de speakers, de stem ging daar nog scheller overheen. Mijn eigen hoofd schreeuwde net zo hard. De toon van dit alles was zo hard, zo ruw, zo genadeloos. Ik kon geen greintje geduld of zorg voor mijn eigen lichaam meer opbrengen. Terwijl dat precies was wat ik had besloten mezelf niet meer aan te doen!
Ik push mezelf graag, maar tijdens deze les voelde ik met elke beweging mijn lichaam meer verstijven en op slot gaan. Ondanks dat ik de twee maanden daarvoor zulke doorbraken had gemaakt met ‘loslaten’, zat ik direct weer in mijn oude patroon. Schouders zowat in mijn oor, nek op slot, alleen nog maar statische en geïsoleerde bewegingen. Vergeten te ademen, geen flow meer, al het contact met de grond kwijt… Toen liep ik voor het eerst van mijn leven (en gelukkig vooralsnog voor het laatste) doelbewust een dansles uit voordat die was afgelopen.
Buiten de deur liep ik een danser tegen het lijf die ik bewonder. Met het schaamrood op mijn wangen zei ik hem: “Sorry, ik kan dit niet, ik kan deze kwaliteit niet in mijn lijf stoppen.” “Gelukkig,” antwoordde hij. “Ik kon het al niet aanzien!”
Kunstenaars
Natuurlijk hoop ik niet dat mijn leerlingen op die manier mijn les uitlopen. Maar ik moedig hen wel aan om zichzelf de vraag te stellen: ‘Wat werkt voor mij?’
Om die vraag te kunnen beantwoorden moet je soms dingen doen waar je geen zin in hebt. Want sommige dingen werken niet meteen, maar pas na een tijdje. Je moet ze wel eerst proberen, en even de tijd geven, voordat je kunt zeggen: ‘Dit is niks voor mij’. Als je hoofd vindt dat iets (niet) bij jou past, betekent dat nog niet altijd dat je lijf het ermee eens is! Door een mix van uitproberen en reflecteren kun je hoofd en lijf bij elkaar brengen en uiteindelijk je eigen benadering vinden.
Dus als ik iets belangrijk vind bij mijn leerlingen, dan is het wel dat vermogen om je eigen normen te bepalen. Begrijp me niet verkeerd: bestaande technieken goed beheersen is super waardevol. En van het kopiëren van bewegingen en kwaliteiten die je mooi vindt, leer je veel. Maar de meeste groei krijg je uiteindelijk door zelfkennis en eigen keuzes. Leren kennen wat jij als danser nodig hebt, wat jou inspireert, waar jij van houdt. En ook: kiezen wat je het liefste wilt leren, want het leven is nu eenmaal te kort om álles te beheersen.
Ik weet inmiddels van mezelf dat ik het meeste groei door af te wisselen tussen verbreden en verdiepen. Dus regelmatig uit mijn comfort zone gaan en nieuwe dingen uitproberen. Maar ook periodes van inzoomen op één ‘ding’ - een techniek, een thema, een stijl of een bepaalde spiergroep.
In plaats van dansers die goed een voorbeeld kunnen nadoen, leid ik graag dansers op die weten wat ze zélf nodig hebben om ‘goed’ - maar vooral ook prettig - te kunnen dansen. Omdat ik niet wil dat ze hun dansplezier verliezen. En omdat ik geloof dat de beste, meest overtuigende dansers degene zijn die oprecht genieten van wat ze doen.Voor sommigen betekent prettig dansen een gedetailleerd voorbeeld nadoen. Voor anderen is dat zo min mogelijk kaders en veel vrije expressie.
En voor weer anderen, zoals ik, is dat: afkijken en stijlen van allerlei verschillende benaderingen mixen. Maar dan wel zelf kritisch kiezen wat ik mee wil nemen, wat ik ‘in mijn lijf wil stoppen’!
WERKPLEZIER & DIDACTIEK
Over één ding zijn dansdocenten het allemaal eens: wat een uitdagend en veelzijdig beroep hebben wij! Door middel van dans kunnen wij leerlingen begeleiden in hun algemene leerproces. Aan de hand van verschillende didactische werkwijzen leren we ze elke keer dat stapje meer. En dat geeft ons voldoening. Als dansdocent sta je er echter ook vaak alleen voor. Het is vaak creatief zoeken naar oplossingen voor de problemen waar je tegenaan loopt. Hoe bereid je je schooljaar voor? Hoe ga je te werk binnen verschillende contexten? Hoe gaan we de eindvoorstelling vormgeven? Maar vooral… Hoe behoud ik plezier in mijn beroep? Dat alles lees je in de rubriek ‘Werkplezier & Didactiek’!