Rimke’s ervaringen als dansdocent in het speciaal onderwijs en 8 nuttige tips!
WERKPLEZIER & DIDACTIEK | Rimke Saan werkt nu ruim twee jaar als dansdocent op een basisschool voor kinderen met een taalontwikkelingsstoornis. Al doende heeft ze geleerd hoe ze het beste danslessen kan geven aan deze leerlingen. In dit artikel zet ze haar ervaringen om in tips voor docenten die net als zij in het speciaal onderwijs aan de slag gaan. Maar ook als je in het reguliere onderwijs werkt kunnen deze tips waardevol zijn, want één op de twintig kinderen heeft moeite met taal!
Dansdocent in het speciaal onderwijs
Inmiddels werk ik ruim twee jaar op een basisschool die mijn hart heeft gestolen. Per toeval stuitte ik op een vacature in het speciaal onderwijs: vakleerkracht dans voor de hele school. Mijn hart maakte een sprongetje, want dat was mijn grootste wens. Ik was al tijdens mijn studie Docent Dans bezig met mezelf verdiepen in dans in het onderwijs. Het leek me heel bijzonder om als vakleerkracht kinderen elke week te mogen laten dansen. Want ik ben ervan overtuigd dat dans enorm goed is voor de gezondheid van kinderen, fysiek én mentaal.
Tijdens mijn sollicitatie ontdekte ik dat ik flink had onderschat hoe je lesgeeft aan kinderen in het speciaal onderwijs. Ik moest een dansles geven aan een groep kleuters, maar alleen al een kring maken ging lastig. Er liepen steeds leerlingen weg en als ik ze aansprak, kwamen ze er nog steeds niet bij. Gefrustreerd zette ik leerlingen op de bank met een time-out. Die leerlingen begrepen er niets van. Ze waren verdrietig, omdat ze niet wisten wat ze fout hadden gedaan. Later vertelde ik verhalen bij plaatjes, zoals ik ook op andere scholen had gedaan, maar deze leerlingen leken niet geïnteresseerd.
Nadien bleek dat deze leerlingen niet bewust de les verstoorden. Zij begrepen mij gewoon niet goed genoeg, want wat ik vertelde was veel te ingewikkeld. De school waar ik solliciteerde is namelijk een school voor kinderen met een taalontwikkelingsstoornis (TOS). De leidinggevenden van deze school geloven heilig in het belang van dans bij deze leerlingen, omdat dans een manier is om jezelf te uiten zonder dat daar woorden voor nodig zijn. Leerlingen kunnen communiceren met hun lichaam en kunnen daarbij geen taalfouten maken. In een dansles zijn ze even vrij van die struggle. Alleen moest ik dus nog ontdekken hoe ik het beste met deze leerlingen kon communiceren…
Inmiddels geef ik hier alweer twee jaar les. En ik heb in de afgelopen jaren op veel basisscholen danslessen gegeven, maar nergens zie ik leerlingen zó genieten van dans als op deze school. Die struggles van tijdens mijn sollicitatie ervaar ik nu nauwelijks nog! Ik heb geleerd hoe ik het lesgeven aan deze doelgroep aan kan pakken. Dat gaat weliswaar met vallen en opstaan, natuurlijk. Nog steeds rennen (vooral nieuwe) kleuters wel eens door de gymzaal en krijg ik ze met geen woorden, gebaren of plaatjes in het gareel. Maar over het algemeen gaat het heel goed. Al zingend kunnen alle leerlingen mij de afspraken vertellen en als ik al naar de bank wijs rennen ze daar allemaal op af en gaan ze keurig zitten.
Heel af en toe, als ik toch gefrustreerd ben omdat leerlingen niet luisteren (omdat ze mij niet goed begrijpen) wordt ik terecht gewezen door de leerlingen zelf. “Juf, wij hebben wel TOS he?! Wij snappen jou niet!!”
Lesgeven aan kinderen met TOS
Ik had hier nog nooit van gehoord en ook iedereen aan wie ik erover vertel is verbaasd: “Een wat…?” Toevallig verscheen er afgelopen week een artikel in het AD over kinderen met TOS (Jacobs, 2022). Daarin wordt uitgelegd dat TOS een taalprobleem is dat niet kan worden verklaard door aantoonbaar hersenletsel, intelligentieproblemen, gehoorverlies, lichamelijke problemen of sociaal-emotionele problemen.
TOS komt bij 5% van de kinderen voor en uit zich bij ieder kind anders: kinderen kunnen problemen hebben met spraak (fonologie of spraakmotoriek), met taalbegrip of taalproductie of met combinaties daarvan. Hierdoor kunnen zij te maken krijgen met andere cognitieve uitdagingen of beperkingen. Zo vinden de kinderen het meestal moeilijk om hun gevoelens en gedachten te begrijpen en zichzelf aan te sturen.
Eén op de twintig kinderen heeft dus een TOS, maar toch er is nog weinig over bekend. Wat ze wel weten is dat een TOS niet wordt veroorzaakt door ouders die weinig voorlezen of een tweetalige opvoeding! Kinderen met TOS zijn allemaal anders. Je herkent het daardoor niet direct. Zo zie ik veel leerlingen die weinig woorden kennen en begrijpen, vergeleken met kinderen in het regulier onderwijs. Sommigen (voornamelijk kleuters) praten amper of gebruiken alleen bepaalde klanken. Ook merk ik dat sommigen leerlingen moeilijk op woorden komen of woorden op een verkeerde manier uitspreken.
Door hun TOS kunnen leerlingen ook kampen met andere gedragsproblemen, want niet gemakkelijk kunnen praten of anderen kunnen begrijpen is frustrerend! Het is voor een groot deel van mijn leerlingen lastig om hun eigen gevoel goed onder woorden te brengen en samenwerken is daardoor extra moeilijk.
Hoe pak je dat aan? Mijn 8 tips!
Tijdens mijn studie Docent Dans hebben wij het speciaal onderwijs wel kort behandeld, maar echt duidelijke tools kon ik niet terughalen. In ieder geval geen boek of artikel met een duidelijk overzicht. En over een TOS had ik helemaal nog nooit gehoord. Gelukkig heb ik met mijn kennis over dans in het onderwijs en een paar jaar ervaring nu manieren gevonden om lessen te geven aan deze doelgroep die wél goed werken. Ik geef op deze school namelijk les aan wel dertien groepen per week!
Ik heb daar een aantal tips uitgehaald die ik wil uitlichten. Die zijn wat mij betreft nuttig voor alle leerlingen die moeite heb met begrip van taal, met vrije situaties en met verwerking van opdrachten. Dat kunnen bijvoorbeeld kinderen zijn die weinig Nederlands spreken, of kinderen met gedragsstoornissen. Maar ook voor het lesgeven op een reguliere basisschool kunnen onderstaande tips fijn zijn!
Tip 1: breng structuur aan en houd dit vol
Mijn nummer 1 tip: breng structuur aan in je danslessen en verander die structuur niet van les tot les. Misschien is deze tip wel voor alle jonge kinderen heel belangrijk, maar ik merk toch dat leerlingen in het regulier onderwijs makkelijker omgaan met veranderingen. Verder kost structuur veranderen veel uitleg en daarmee tijd. Houd je structuur dus zo veel mogelijk hetzelfde doorheen de weken, zodat je je echt op het dansen kan focussen! Dit helpt leerlingen enorm. Je moet het even een paar weken volhouden, maar als leerlingen eenmaal weten waar ze aan toe zijn, geeft hen dit enorm veel rust. Hoe je dat doet, kan je natuurlijk zelf invullen, maar zelf doe ik het als volgt:
Begin van de les
Ik sta altijd bij de opening van de deur. Ik kies leerlingen die netjes in de kleedkamer zitten en die mogen vervolgens naar binnen. Leerlingen die niet netjes zitten, mogen niet naar binnen. De leerlingen gaan na een paar weken automatisch netjes zitten, omdat ze graag naar binnen willen. Sommige kinderen zien het als een leuke wedstrijd: wie het eerst naar binnen mag, die is echt goed bezig! Vaak geef ik ze bij de deur nog een high five of een box. Even een moment waarbij je iedereen leerling echt ziet. Door de opening van de les al structuur te geven, creëer ik meteen rust in mijn les. Voor de les begint, moeten leerlingen al beginnen met het volgen van mijn afspraken. Zo neem ik als docent de controle meteen in handen. Als je de leerlingen vrij naar binnen laat gaan, kunnen er ruzietjes of botsingen ontstaan. Of kinderen beginnen te gillen van enthousiasme. Dat vind ik geen fijne start van de dansles.
In de gymzaal heb ik een kring van matjes klaargelegd. Ik verkies matjes boven stickers, omdat je ze tijdens de les nog kan verslepen naar andere posities. Meestal laat ik de leerlingen zelf uitzoeken waar ze willen zitten. Als er in de groep veel onrust is, wijs ik elke leerling een plekje aan.
Ik begin elke les - ja ook in groep 8 - met de afspraken. Daarover later meer.
Ik introduceer of herhaal aan het begin van de les het thema. Dat doe ik altijd met afbeeldingen. Ook daar later meer over.
Je kan er voor kiezen ook de indeling van de les door te spreken met de leerlingen. Zelf ben ik daar mee gestopt, omdat ik vrij vaak van mijn eigen indeling afwijk. Mijn leerlingen zijn daar inmiddels aan gewend. Toen ik net begon benoemde ik altijd dat we een warming-up doen in een kring, vervolgens door de zaal zullen dansen en als laatste dansen we om de beurt naar de overkant.
Midden van de les
In mijn dansles werk ik met duidelijke organisatievormen. Ik begin altijd in een kring. Tijdens dit onderdeel mogen de leerlingen mij nadoen. Een reproductieve warming-up dus. Meestal doe ik één liedje om even warm te worden en het lichaam los te maken. Ik doe mijn les meestal zo’n vier tot zes weken precies hetzelfde. Daarna zijn al mijn liedjes en oefeningen nieuw.
Ik heb ook gehoord dat sommige docenten iedereen paar weken één oefening vernieuwen. Zo spreid je voor jezelf als docent de werkdruk en ook voor leerlingen geeft dit rust. Een hele nieuwe les kan voor leerlingen, zeker in het speciaal onderwijs, een mentale last zijn. Dit kun je dus ook proberen. Zelf werk ik in mijn lessen met dezelfde soort oefeningen, maar omgebogen in andere thema’s. Dat is mijn manier om leerlingen niet te veel nieuwe informatie in een dansles te geven.
Het tweede nummer in de kring past bij het thema van de les. Gaat de les over piraten? Dan dansen we tijdens het tweede nummer op piratenmuziek en hebben alle bewegingen daarmee te maken.
Na de kring laat ik de groep vrij door de zaal dansen aan de hand van een improvisatieopdracht. Kriskras door de ruimte is een manier om te doen wat je wil, zonder dat iedereen op jou let, en je kunt spieken bij anderen. Dus dat ervaren veel van mijn leerlingen als veilig.
Muziek uit betekent bij mij terug naar je matje. Die matjes van de kring laat ik dus liggen. Voor mij is dit een hele fijne basispositie om iets in uit te leggen.
Als laatste dansen de kinderen naar de overkant. Ze zitten aan de zijkant van de gymzaal op bankjes. Ik kies altijd uit wie er mag dansen en noem die naam. De volgorde waarop ze zitten maak ik zo onbelangrijk. Door ze van rechts naar links (of andersom) naar de overkant te laten gaan, komt daar de volgende les veel druk op. Dan willen veel leerlingen vooraan of juist achteraan zitten.
Als ik werk aan choreografie doe ik dit altijd aan het einde van de les. Ik (of de leerlingen zelf) leggen de matjes dan in rijen over de breedte van de zaal neer en gaan daarop staan. Zo kunnen ze mij allemaal goed zien.
Einde van de les
Ik vind het waardevol om aan het einde van de les een buiging te maken. Ik wil de leerlingen daarmee een goed gevoel geven. Ze verdienen het om een buiging te maken voor hun inspanningen. Als ik weinig tijd heb roep ik altijd ‘voeten op de witte lijn.’ Die witte lijn is bij mij vlak voor de bankjes. Ik maak dan met de hele groep tegelijk een buiging. Als ik meer tijd heb, ga ik weer in de kring zitten. Dan mag elke leerling om de beurt een buiging maken in het midden van de kring.
Als de groep de kleedkamer weer in gaat, sta ik weer bij de deuropening. Leerlingen krijgen dan een high five of box. En sommigen willen graag een dikke knuffel.
Tip 2: maak positieve afspraken
Om de les in goede banen te leiden vind ik afspraken heel belangrijk. Ik heb er bewust voor gekozen om niet teveel afspraken te hebben, zodat het niet te ingewikkeld wordt. Ik heb gekozen voor de volgende vier:
Handen en voeten bij jezelf.
Als je iets wil vragen/vertellen, steek je een stille vinger op.
Goed luisteren naar de muziek en naar de juf.
Stil zijn (ook tijdens het dansen).
Elke les kunnen de leerlingen niet wachten om de afspraken op te mogen sommen. Ze zijn super trots als ze het hebben onthouden. Om het leuk te maken laat ik leerlingen soms de regels zingen. Of we doen het zo snel mogelijk. Van elke afspraak heb ik een pictogram getekend op een groot A3 viel. Deze heb ik opgehangen in de gymzaal. Ik kan die tijdens het doornemen aanwijzen, maar ook tijdens een oefening. Als er iemand veel geluid maakt, tik ik een paar keer op het pictogram van die afspraak. Dan weet die leerling meteen wat ik bedoel.
Afspraken zijn wat mij betreft beter dan regels, want ‘regels’ klinkt mij onaardig in de oren. Ik weet dat het op hetzelfde neerkomt, maar toch kies ik altijd voor het woord ‘afspraken’. Het is iets tussen mij en de leerlingen, iets waar we ons samen aan houden. En misschien is het je opgevallen dat alle afspraken positief verwoord zijn. Er staat wat je wél moet doen: ‘handen en voeten bij jezelf’ is veel positiever dan ‘niet aan een ander zitten’.
De consequenties voor wanneer een leerling zich niet aan de afspraken houdt kun je als docent ook zelf het beste bedenken. Ik werk met een 3-kleurensysteem, net als een stoplicht. Wie goed meedoet staat op groen. Bij een waarschuwing wordt iemands kleur oranje. Doe die leerling dan weer niet goed mee, dan wordt diens kleur rood. Ik laat zo’n leerling dan 5 minuten op de bank zitten. Daarna mag die leerling weer meedoen.
Het klinkt misschien streng, maar toch werkt dit heel goed. Leerlingen die goed meedoen voelen zich gestimuleerd door hun groene licht. Daar zijn ze trots op. Door de oranje kleur snappen leerlingen ook dat rood dreigt en dat ze echt hun best moeten gaan doen. Ik heb altijd drie cirkels van papier in de gymzaal liggen. Ik kan de kleur dan aan iemand laten zien, zodat ze mij ook zonder woorden begrijpen.
Tip 3: keep it simple
Misschien is het eerste waar je aan denkt bij speciaal onderwijs: keep it simple. Dit is inderdaad echt heel belangrijk! Denk goed na over je doel van de les en stel daar simpele en behapbare opdrachten bij op. Je kunt beter te simpel beginnen dan het risico lopen dat het te ingewikkeld blijkt, want je kunt de oefening altijd nog opbouwen. Een aantal fijne handvatten:
Houd de uitleg kort. Je kan het beste een stukje uitleggen, dan lekker gaan dansen en later weer een extra stukje toevoegen. Zo slaan leerlingen de opdracht op in hun lichaam en is het niet alleen tekst.
Benoem niet de alles wat je wil bereiken, maar laat leerlingen naar elkaar kijken. Wil jij leerlingen op verschillende manieren laten draaien? Begin met de opdracht: maak je mooiste draaien door de gymzaal. Zie je iemand op de grond draaien? Dan kun je roepen: ‘Wauw, ik zie een draai op de grond bij Achmed.’ Automatisch gaan andere leerlingen dit kopiëren. Je kan ook vragen: ‘Wie weet er nog een draai?’ Door op deze manier te werken, gebruik je relatief weinig tekst, maar kun je wel veel duidelijk maken.
Ik doe als docent de eerste keer een opdracht mee. Zo begrijpen de leerlingen wat ze moeten doen. Toch blijf ik benoemen dat leerlingen die iets anders doen dan ik ook goed bezig zijn (bij vrije opdrachten). Zo begrijpen leerlingen dat ik een voorbeeld geef en dat ze vervolgens daar zelf mee verder kunnen. Als ik lichaamsdelen benoem om mee te dansen, wijs ik die altijd aan bij mezelf. Dan zien degenen die het woord niet begrijpen toch wat ik bedoel.
Tip 4: ondersteun tekst met beeld
Heel belangrijk: zorg voor beeldmateriaal! Ik had al verteld dat ik de regels in pictogrammen aan de muur heb hangen en dat ik cirkels in drie kleuren heb klaarliggen. Daarnaast print ik altijd afbeeldingen uit die bij mijn thema horen. Of ik neem een boek mee. De afbeeldingen zetten aan tot nadenken en tot praten. In de afbeeldingen probeer ik zoveel mogelijk aspecten van mijn thema te laten zien. Mijn les over piraten gaat bijvoorbeeld ook over de golven van de zee. Op een van mijn plaatjes is dat duidelijk zichtbaar. Maar daarnaast zie je ook goed hun zwaard en de vlag van de boot.
Toen ik net begon met lesgeven had ik ook de organisatievormen van de les uitgetekend. Dus de kring, het vrij dansen en de leerlingen die op de bankjes zitten. Mijn groepen snappen dit inmiddels wel, maar het werkte in het begin heel fijn. Begin je dus net met een nieuwe groep? Dan is dat een fijne tip.
Tip 5: gebruik materialen
Materiaal zet aan tot beweging en heeft weinig uitleg nodig. Ik werk graag met dunne sjaaltjes, doekjes, ballonnen, lint en ballen. Een paar voorbeelden:
Leerlingen maken de zaal schoon met gele schoonmaakdoekjes. Op die doekjes zetten ze hun voet, hun hand, hun billen, hun knieën en ze glijden daarmee door de zaal.
Leerlingen krijgen een groot karton en dansen daarmee door de zaal. Ze balanceren dit, zonder vast te houden, op hun hoofd, op hun schouder, op hun knie of op hun voet. Door snel te dansen en vooral te draaien met het karton tegen je hand, blijft het plakken.
Leerlingen dansen op het meest sierlijk met een sjaaltje of lintje dat met hun mee zweeft door de zaal.
Ik laat leerlingen twee aan twee een bal mee naar de overkant meenemen, zonder die met hun handen vast te houden. Ze kunnen die tussen hun buik klemmen, tussen hug rug, tussen hun handen of tussen hun hoofd.
Deze oefeningen geven leerlingen ruimte om hun eigen bewegingsmogelijkheden te kunnen ontdekken. Het werkt ook goed voor leerlingen die dansen spannend vinden, want ze zijn dan minder gefocust op zichzelf en meer op het materiaal.
Tip 6: pas op met intense muziek
Zeker bij kinderen die snel overprikkeld raken is het heel belangrijk goed na te denken over welke muziek je gebruikt. (Lees over muziek en het brein ook dit interessante artikel.) Ik kies er voor mijn danslessen in het speciaal onderwijs voor om relatief veel rustige muziek te gebruiken. Zo houd ik de sfeer kalm.
Heftige muziek (denk aan heel snel, heel onverwacht of met zwarte instrumenten) kan sommige leerlingen aan het schrikken maken of doen verstarren. Ik zet zulke muziek op een paar momenten bewust wel in. Aan het einde van de les mogen mijn piraten bijvoorbeeld met hun fictieve zwaard naar de overkant dansen. Dan komt er nog even lekkere uptempo muziek achter en kunnen de leerlingen hierin meegaan. De rest van de les is rustig en ontspannen.
Een paar artiesten die ik kan aanraden zijn:
René Aubry: prachtige instrumentale muziek, die veel sfeer bevat. (Als je mijn artikelen volgt, dan weet je dit natuurlijk al).
Dansspetters: deze muziek heeft een heel duidelijk ritme en is heel voorspelbaar. Wel gebruik ik de wat rustigere nummers.
Dante Bucci: prachtige, rustige muziek
Barbataques: voor veel verschillende muziek die helemaal is gemaakt vanuit stemmen.
Tip 7: samenwerken vergt geduld
Zeker bij leerlingen met TOS is samenwerken soms lastig, want de leerlingen kunnen niet goed aan elkaar uitleggen wat ze wel en niet fijn vinden. Ik kies er daarom voor om niet elke les samen te werken en om het in hele kleine stapjes op te bouwen.
Zo houden mijn leerlingen nu als samenwerkingsvorm elkaars hand vast en mogen ze samen golven maken. Dat resulteert in een prachtig gezicht, maar vrijwel altijd ook in twee of meer huilende en gefrustreerde kinderen. Ik vind het belangrijk om het de kinderen wel aan te bieden, maar ik ben me altijd bewust van de consequenties.
Wil je veel met samenwerken doen? Bouw dit dan rustig op en neem de tijd. Wat voor mij goed werkt is om leerlingen aan te geven dat ze direct naar mij kunnen komen als ze zich niet fijn voelen tijdens het samenwerken. Ik kan dan in gesprek gaan. Dat zorgt voor minder miscommunicatie.
Tip 8: maak gebruik van hun fantasie
Leerlingen met TOS kunnen helemaal opgaan in hun fantasie. Ze bedenken wel eens verhalen waar ik nog niet aan had gedacht en zijn soms echt opgezogen in het verhaal. Ik maak daar dankbaar gebruik van. Hoewel structuur belangrijk is, kan je dit wat mij betreft soms ook loslaten en je laten meevoeren in het verhaal en de energie van de groep. Verder hoef je als docent niet altijd met een thema te werken, maar mijn lessen met verhalen daarin werken toch altijd het beste.
Mijn favoriete thema's tot nu zijn:
onderwater
kunstenaars
piraten
Succes!
Met deze lijst tips kun jij werken in het speciaal onderwijs aan! Maar ik denk dat alle tips zeker in het reguliere basisonderwijs ook goed kunnen werken. Ik ben heel benieuwd wat voor jou de meest waardevolle tip is. Laat het weten in de comments!
Bronnen
Jacobs, A. (2022, 25 mei). Kinderen met TOS: ‘Het komt niet door te weinig voorlezen of praten met je kind’. Algemeen Dagblad. Geraadpleegd op 8 juni 2022.
WERKPLEZIER & DIDACTIEK
Over één ding zijn dansdocenten het allemaal eens: wat een uitdagend en veelzijdig beroep hebben wij! Door middel van dans kunnen wij leerlingen begeleiden in hun algemene leerproces. Aan de hand van verschillende didactische werkwijzen leren we ze elke keer dat stapje meer. En dat geeft ons voldoening. Als dansdocent sta je er echter meestal alleen voor. Het is vaak creatief zoeken naar oplossingen voor de problemen waar je tegenaan loopt. Hoe bereid je je schooljaar voor? Hoe ga je te werk binnen verschillende contexten? Hoe gaan we de eindvoorstelling vormgeven? Maar vooral… Hoe behoud ik plezier in mijn beroep? Dat alles lees je in de rubriek ‘Werkplezier & Didactiek’!