Ilja’s visie op danseducatie: de magische mix van denken en voelen
WERKPLEZIER & DIDACTIEK | Pas ná haar opleiding Docent Dans leerde Ilja Geelen welke lesmethodes het beste bij haar passen. Dat waren dus niet de technieklessen die ze kende van de dansacademie! In allerlei workshops merkte Ilja namelijk: hoe meer vrijheid, hoe meer ze groeide als danser. Juist op technisch vlak! In dit artikel deelt ze hoe ze deze ontdekking vertaalt naar haar hedendaagse danslessen voor jongeren. Met een flinke dosis improvisatie en verbeelding, simpele herhaalbare oefeningen en ruimte voor verschillende leerstijlen.
Dit artikel is deel 2 van een reeks van drie. In het vorige artikel (deel 1) vertelt Ilja hoe ‘denken’ en ‘doen’ combineert in haar eigen danspraktijk. En hoe haar moeizame zoektocht naar methodes om ‘meer te ontspannen’ en ‘uit haar hoofd te komen’ de basis vormt voor haar visie op danseducatie, die ze in dit artikel verder toelicht. Het derde artikel is een volledig lesplan vol oefenstof en beeldmateriaal!
Mijn visie op danseducatie
Heb jij ook leerlingen die ‘te veel in hun hoofd zitten’ tijdens de dansles? Ik kreeg van mijn dansdocenten op de dansacademie alsmaar te horen dat ik meer moest ontspannen. Dat ging moeizaam. Maar inmiddels heb ik ontdekt welke technieken wél bij mij werken. Via dansworkshops, eigen training en… mountainbiken! In deel 1 van dit artikel deel ik een aantal oefeningen, tools en mindsets die mij hebben geholpen. En hoe die mijn visie op danseducatie hebben gevormd. In dit artikel vertel ik je graag meer over hoe ik die visie toepas in mijn lessen.
Mijn beste hedendaagse danslessen voor jongeren gaan over de dingen waar ik zelf het langst mee heb geworsteld als danser. Zoals ontspannen en ademhalen. Hoe groter het werkpunt, hoe meer manieren ik heb uitgeprobeerd om uiteindelijk dat 'klikmoment' te krijgen. En hoe groter mijn verzamelingen aan benaderingen, verwoordingen, beeldspraak en oefeningen. Zo verzamelde ik een hele lange lijst aan methodes die voor anderen werken, en uiteindelijk die ene vorm die ook bij míj́ leidde tot een doorbraak.
Inmiddels heb ik ontdekt welke combinatie van benaderingen voor mij goed werkt. Mijn eigen training is een mix geworden van improvisatie-oefeningen, doorspekt met technische details! En die eigen training zet ik inmiddels ook om in een benadering voor hedendaagse danslessen. Dat deed ik in eerste instantie intuïtief. Ik gaf mezelf de vrijheid om les te geven vanuit wat werkt voor míj́, en om vanuit mijn eigen logica en gevoel de oefeningen en opbouw te bepalen. Na een tijdje ontdekte ik daarin een patroon.
Dat didactische patroon deel ik in dit artikel: mijn benadering van technieklessen. En improvisatielessen. Of eigenlijk: improviserend techniek leren.
Een paar van de meest effectieve oefeningen en benaderingen deel ik in dit lesplan. In dit artikel ga ik dieper in op waarom ik werk zoals ik werk. Uit welke eigen ervaringen heb ik de meest waardevolle lessen getrokken? Hoe zorg ik ervoor dat ik die overdraag aan allerlei soorten leerlingen? En hoe beperk ik mijn voorbereidingstijd en zorg ik dat ik geïnspireerd blijf? Maar vooral: hoe bouw ik ruimte in om ook mijn eigen lichaam en creativiteit te trainen en ontwikkelen binnen de danslessen die ik geef?
Improviserend techniek leren
Op de dansacademie kreeg ik vaak te horen dat ik te veel ‘in mijn hoofd’ zat. Daardoor kreeg ik het idee dat denken en voelen elkaar blijkbaar uitsluiten. Maar vooral: dat denken tijdens het dansen fout was. Pas na een paar jaar na mijn afstuderen van ArtEZ leerde ik om dat denken als een kracht in te zetten. Juist ook tijdens het dansen! Hierover vertel ik uitgebreid in deel 1.
En net zoals ik vroeger dacht in termen van ‘hoofd’ versus ‘lijf’, dacht ik ook over ‘expressie’ versus ‘techniek’. Want in de technieklessen was er weinig ruimte voor improvisatie, en in de lessen dansimprovisatie hadden we het zelden over techniek. Maar ook die twee heb ik inmiddels onlosmakelijk met elkaar verweven. Ook al geef ik veel improvisatie-oefeningen, mijn lessen zijn toch echt heel technisch van aard. Ik houd van details analyseren. Van goed kijken naar mijn leerlingen en stapje voor stapje, lichaamsdeel voor lichaamsdeel, scannen waar ze kunnen verbeteren.
Ik zie de danslessen die ik geef dus absoluut als techniekles, maar ik wijk af van het standaard format dat ik daar ooit voor heb aangeleerd gekregen.
Ik bouw mijn lessen nog steeds op met een warming-up, kern en cooling down - natuurlijk! En ik denk ook goed na over welke spieren ik op welke manier moet activeren, als voorwaarde om bepaalde bewegingen goed te kunnen uitvoeren. Ik warm het lichaam zowel geïsoleerd op, als in zijn geheel. Ik werk aan kracht, conditie en flexibiliteit. Veiligheid en blessurepreventie vind ik super belangrijk (alweer: natuurlijk!).
Maar… Ik doe dat met zeer beperkt vastgelegd passenmateriaal en zoveel mogelijk verbeelding en eigen expressie van de leerlingen. Zo is expressie is in deze dansles meer een middel dan een einddoel. Mijn lesplannen zitten meestal ook vol met complexe technische begrippen zoals ‘suspension & release’, ademhaling, grounding en een diep anatomisch bewustzijn. Daarin kan ik per groep en per dag switchen waar ik de nadruk op leg.
Herhaling
Er zitten ook momenten in mijn danslessen die zich goed lenen voor een meer reproductieve oefening met vastgelegde bewegingen.
Bijvoorbeeld: het principe van grounding leer ik vaak op twee manieren aan, achter elkaar. Ik laat de leerlingen eerst improviseren alsof de vloer een deeg is dat ze moeten kneden met hun voeten. Zo experimenteren ze zelf met het ‘wegduwen’ van de grond op verschillende manieren, en zichzelf tegelijkertijd zwaar maken (om het deeg goed plat te duwen) en toch mobiel te blijven (om te kunnen verplaatsen over het deeg).
Daarna volgt een vastgelegde oefening waarin ik een simpele beweging van gewichtsverplaatsing en ‘afduwen’ herhaal. Ik kies ervoor om deze oefening heel simpel te houden, met veel herhalingen. Daardoor verlies ik weinig tijd aan het uitleggen en onthouden van een volgorde. Ik herhaal zo’n korte choreo bijvoorbeeld vier keer, steeds met een ander front. Of op verschillende muzieknummers, om de leerlingen uit te dagen hetzelfde principe toe te passen met verschillende dynamieken.
Ik geef ook verschillende opties om een bewegingen in makkelijkere of moeilijkere variant uit te voeren. Of ik laat de leerlingen de frase dansen terwijl ze hun eigen tempo bepalen. Zo kan ik hen eindeloos laten variëren terwijl ik het ruimtelijke besef en muzikaliteit van mijn leerlingen stimuleer. En ik beperk daarmee ook nog eens mijn voorbereidingstijd!
Het heeft nog een ander voordeel: met simpele oefeningen kan ik mijn danslessen flexibeler inrichten. In plaats van dat ik dezelfde oefening een paar weken herhaal, zodat de leerlingen die gaan onthouden en beheersen, kan ik elke les opnieuw vanaf ‘nul’ kiezen wat ik met ze wil doen. Dankzij de de rugzak aan basisoefeningen die ik de afgelopen paar jaar heb verzameld.
Ik kan bovenstaande oefening gerust een keer doen en dan een paar weken laten liggen. Merk ik dan na een tijdje dat de leerlingen hun geaarde gevoel een beetje kwijtraken, dan pak ik die oefening even terug. Ik ben dan nauwelijks tijd kwijt aan het uitleggen en het terughalen van de volgorde. Zo wordt de oefening een snelle, efficiënte tool die ik ‘er even bij kan pakken’. Een beetje als een handboek of naslagwerk dat je terugleest als je wilt weten hoe het ook alweer precies zat met dat ene onderwerp.
Het onthouden en verbinden van passen is natuurlijk ook een belangrijke dansvaardigheid om te trainen. Daaraan besteed ik het liefst het laatste half uur, waarin ik de leerlingen een choreografie aanleer (ik heb het geluk dat ik lessen van twee uur mag geven). Maar de eerste driekwart van de dansles ga ik dus voor simpele improvisatieoefeningen, zodat de leerlingen de bewegingen snel kunnen onthouden en kunnen focussen op hun technische en expressieve uitvoering. Zodat ze binnen de basisbewegingen zoveel mogelijk ruimte krijgen om te zoeken naar dynamiek en verbeelding.
In mijn lesplan wisselen vrijere en vastere oefenstof elkaar daarom af. Ik raad je daarbij aan juist het vrijere deel niet over te slaan!
De vorm breken
Dat vrijere deel is voor mij onmisbaar. Dat komt niet alleen omdat ik zelf veel doorbraak momenten heb gehad, juist wanneer ik zelf mocht improviseren op basis van technische stof. Momenten waarop ik de regels die ik zojuist had geleerd mocht breken. De vorm waarin ik net was gegoten even lekker helemaal kapot mocht maken. En mocht spelen met de techniek totdat ik ging begrijpen: dít is de minimale basis die ik nodig heb en daaromheen kan ik me vrij bewegen. Dan wordt techniek ineens zoveel waardevoller!
Datzelfde zie ik terug bij mijn leerlingen. Maar de beste volgorde - van vrij naar vastere vorm of juist andersom - verschilt per persoon. Ik probeer de vrije exploraties daarom op verschillende momenten in de les te bouwen en af te wisselen met vastere oefeningen.
Voor sommige leerlingen werkt het namelijk goed als ze eerst lekker vrij mogen beginnen. Dan beginnen ze vanuit hun eigen natuurlijke flow en manier van bewegen. Zo komen ze los en gaan ze begrijpen hoe mijn oefeningen het beste in hun lichaam passen. Daarna leren ze op een natuurlijke manier de meer vastgelegde bewegingen aan, waarin ze dan meteen eigen flow en lichaamsbewustzijn kunnen stoppen. Andere leerlingen vinden het juist fijn om eerst een technische basis aangeboden te krijgen als ingang om verder te onderzoeken.
Veel van mijn leerlingen in Marokko zijn breakers, hiphoppers of poppers. Zij zijn gewend te battelen en ter plekke te spelen met concepten. Wanneer ik mijn technische principes aan ze voorstel als een 'concept', komen ze ineens helemaal los. Ze stoppen met over-analyseren en het stellen van vragen. De denkrimpels op hun voorhoofden trekken weg en er vloeit overbodige spanning uit hun spieren. Improviseren, dat kunnen ze wel.
En juist dán zie ik ze dingen doen die mij volledig van mijn sokken blazen! Een beweging die ze twee minuten geleden nog nauwelijks beheersten, vormt dan ineens de basis voor een explosieve solo. Ze verplaatsen een staande beweging naar de grond, of een statische beweging verplaatst ineens de hele ruimte door. Ze mengen mijn hedendaagse flow met hun krachtige urban dynamiek en doen ineens dingen die zowel zij als ik niet voor mogelijk hielden.
Mijn beeldende manier van lesgeven komt ook voort uit het feit dat ik het afgelopen jaar veel lessen heb gegeven in Marokko. Oftewel aan leerlingen aan wie ik me nauwelijks verstaanbaar kon maken. In het begin werden mijn lessen daardoor een voor- en nadoen spel. Een mooie ingang tot contact, maar na een tijdje voelde ik me een beetje een robotje dat steeds dezelfde dansjes doet op commando. Ik ben toen gebruik gaan maken van objecten en plaatjes, om toch diepgang te kunnen aanbrengen in mijn lessen.
Zelf danser blijven
Je hoeft niet altijd een geweldige danser te zijn om een goede docent te zijn. Je kunt als docent anderen meer techniek aanleren dan je zelf beheerst. Sterker nog: als je goed lesgeeft, kan het zomaar zijn dat je leerlingen beter worden dan jij! Ik weet zeker dat zodra de breakers aan wie ik lesgeef de basis van contemporary floorwork begrijpen, ze mij er straks keihard uit dansen. Maar dat betekent niet dat ik ze met mijn getrainde oog geen feedback kan blijven geven.
Het tegenovergestelde is ook waar: niet elke danser is een goede docent. Dat weten wij allemaal. MAAR... De meest inspirerende dansdocenten die ik heb gehad, waren wél de mensen die zelf als danser actief waren. Zij die in hun lessen bij momenten volop meedansten, en zichzelf daarin soms zelfs even helemaal verloren.
Dat meedansen met de leerlingen werd voor mij extra belangrijk toen ik in Marokko ging werken, waar minder dansvoorstellingen te zien zijn dan in Nederland. Ik kan mijn leerlingen daar niet meenemen naar voorstellingen van Nederlands Dans Theater, bijvoorbeeld, om te laten zien wat ik nou échte inspirerende dansers vind. Natuurlijk zijn er video’s, maar dat is niet hetzelfde als live die energie voelen. Dus als ik mijn leerlingen dat gevoel wil geven, dan moet ik het zelf voordoen. In mijn lessen!
Tegelijkertijd weet ik dat ik geen perfecte danser ben. Ik ken overigens niemand die dat over zichzelf zegt. Door toch soms voluit te dansen in mijn lessen, laat ik niet alleen zien ‘wat hedendaagse dans is’. Ik laat ook zien: geen danser is perfect. En ik geef, zonder daarbij te hoeven praten, voorbeelden van hoe ik omga met dat verschil tussen wat ik zou wíllen kunnen, en wat ik technisch beheers. Ik lach wanneer ik onderuit ga en ik vertel mijn leerlingen op welke bewegingen ik zelf nog oefen.
Ik kreeg op de dansacademie kreeg ik de tip om als docent improvisatie-oefeningen niet mee te doen, omdat je de leerlingen dan te veel stuurt. Maar ik open mijn lessen nu juist met een collectieve improvisatie, waarin ik zelf alles geef. Ik probeer te laten zien wie ik ben als danser, met al mijn imperfecties, experiment én dansgevoel.
Door op deze manier les te geven hoop ik voor hen tegelijkertijd een inspirerende danser te zijn, maar ook een normaal mens dat dichtbij hen staat. Dat vind ik heel belangrijk, want daarmee wordt dans voor hen toegankelijker. Zit ik namelijk in een theater te kijken naar de beste gezelschappen, dan voel ik vanalles, maar ik denk nooit: dat zou ik kunnen zijn. Maar krijg ik daarna een workshop van die dansers, waarin ze mij vertellen wat er allemaal misging in de repetities… Dan voel ik me ineens deel van hun wereld! Daarom wil ik als docent en danser ook altijd laten zien dat ik een mens ben.
Het grootste compliment dat ik recentelijk kreeg op mijn dansimprovisatie was dat ik er playful uitzag. Dat is wat ik mijn leerlingen wil laten zien: hoe ik blijf spelen, ook - of juist - met mijn eigen dansmateriaal! Zo blijven zowel mijn expressie als mijn techniek ‘leven’. Dat is voor mij de kern van een goede danser!
WERKPLEZIER & DIDACTIEK
Over één ding zijn dansdocenten het allemaal eens: wat een uitdagend en veelzijdig beroep hebben wij! Door middel van dans kunnen wij leerlingen begeleiden in hun algemene leerproces. Aan de hand van verschillende didactische werkwijzen leren we ze elke keer dat stapje meer. En dat geeft ons voldoening. Als dansdocent sta je er echter ook vaak alleen voor. Het is vaak creatief zoeken naar oplossingen voor de problemen waar je tegenaan loopt. Hoe bereid je je schooljaar voor? Hoe ga je te werk binnen verschillende contexten? Hoe gaan we de eindvoorstelling vormgeven? Maar vooral… Hoe behoud ik plezier in mijn beroep? Dat alles lees je in de rubriek ‘Werkplezier & Didactiek’!