Waar is de balletdocent gebleven? Saskia Sap pleit voor de terugkeer van de dansstijlexpert
WERKPLEZIER & DIDACTIEK | Op opleidingen Docent Dans is het een trend om de studenten allround op te leiden. Op de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten, waar Saskia Sap al 25 jaar werkt als stagebegeleider en docent pedagogiek, worden de studenten opgeleid tot het geven van ‘stijloverstijgende’ danslessen. Tegelijkertijd hebben dansscholen de grootste moeite met het vinden van balletdocenten. Docenten die gespecialiseerd zijn in één specifieke dansstijl zijn er namelijk steeds minder. Is het tijd voor een koerswijziging? Saskia vindt van wel!
Danstechniek versus dansstijl
Soms kan je ineens gegrepen worden door een paar woorden die je niet meer loslaten. Afgelopen augustus overkwam dat mij bij jazzdansdocent Eddi de Bie. De inmiddels 73-jarige Eddi is oud-artistiek leider van de Jazz- en Showmusicalopleiding (nu Expanded Contemporary Dance) van de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten (AHK) en een grote naam in de jazzdanswereld. Hij gaf afgelopen zomer voor het eerst sinds lange tijd weer een workshop jazzdans aan dansdocenten en gooide daarbij - zoals hij altijd doet - vele wijsheden tussen de dansfrases door.
Op zijn bekende, felle manier raakte hij toen voor mij iets essentieels met betrekking tot het verschil tussen danstechniek en dansstijl. Volgens Eddi houdt danstechniek het leren kennen van je eigen lichaam in. Techniek is een tool om je lichaamsbewustzijn te ontwikkelen, bijvoorbeeld om te ontdekken waar je ‘core’ zit. En dansstijl is hoe je daar vervolgens vorm aan gaat geven: dat kan via klassieke dans, jazzdans, hiphop of hoe je maar wil. Die stijlen zijn de bewegingstaal waarmee het lichaam vervolgens spreekt: waarmee je het lichaam tot expressie brengt.
Eddi gaf voor mij daardoor een nieuwe inhoud aan het woord ‘techniek’, dat vaak alleen gebruikt wordt voor de bekende dansstijlen. Zo heten vakken als jazzdans en klassieke dans op de AHK-opleiding Docent Dans momenteel ‘codified techniques’. Ik ging daardoor opnieuw nadenken over een dilemma waar ik al langer mee zat. Namelijk: wat is het effect van de transculturele benadering van de opleiding Docent Dans van de AHK op het voortbestaan van de verschillende dansstijlen? En ook: wat is voor het Nederlandse danswerkveld de schaduwzijde van het stijloverstijgend lesgeven of het opleiden tot allround dansdocent? Deze trend voltrekt zich momenteel op de dansopleidingen in Nederland, waardoor dansscholen in Nederland én België moeite hebben met het vinden van balletdocenten.
Met deze vragen loop ik misschien het risico om door sommigen van stilstand te worden beschuldigd, maar die mensen hebben mij dan niet begrepen. Zelf ben ik van 1983 tot 1987 specialistisch opgeleid tot docent ballet en jazzdans aan de Balletacademie Nel Roos, die in 1988 opging in AHK. In de 25 jaar dat ik nu verbonden ben aan deze opleiding als stagebegeleider en docent pedagogiek heb ik een verschuiving waargenomen: weg van het specialistische, naar het allround opleiden van dansdocenten, tot de huidige transculturele benadering. Die ontwikkeling op zich vind ik waardevol, maar dansscholen hebben al een paar jaar de grootste moeite met het vinden van balletdocenten die hun vak verstaan. Wat kunnen we daaraan doen? Is het tijd voor een goed doordachte koerswijziging? Ik denk van wel!
Transcultureel dansonderwijs
Het woord ‘transcultureel’ heeft misschien uitleg nodig. Ongeveer twintig jaar geleden waren de meeste hbo-dansopleidingen in Nederland nog behoorlijk monocultureel. Dat wil zeggen dat de dansstijlen - klassieke dans, jazzdans en moderne dans - waarin studenten hier werden opgeleid, voornamelijk vanuit één cultuur leken te komen en als ‘westers’ kunnen worden gezien. Dat was niet representatief voor de stedelijke omgeving waarin de opleidingen lagen, want die was cultureel gezien juist heel divers. Er ontstond een noodzaak tot transformatie naar een grotere culturele diversiteit in de studentenpopulatie én het aanbod van dansstijlen dat gedoceerd werd.
Laurien Saraber stelde al in 2006 dat een cultureel divers curriculum studenten een open en flexibele houding geeft, waarmee zij zich kunnen verhouden tot de multiculturele samenleving waarin we leven. Bovendien zouden ook meer studenten uit verschillende culturen zich dan herkennen in het onderwijsprogramma. Bij de multiculturele benadering zou er wél ruimte worden gegeven aan het bestaan van verschillende culturen en kunnen deze culturen naast elkaar functioneren. De interculturele benadering gaat nog een stap verder en geeft ook ruimte voor uitwisseling, waardoor er sterke verbindingen kunnen worden gelegd tussen diverse culturen. Maar de transculturele benadering lijkt de grootste stappen te maken, want die kan leiden tot een versmelting van culturen, waardoor een heel nieuw genre kan ontstaan (Nijboer, 2016). Vandaar de naam trans-cultureel.
De opleiding Docent Dans van de AHK heeft sinds kort een transcultureel curriculum waarbinnen de ene danscultuur met de andere kan versmelten (zo is ook te horen in onze podcast met artistiek leider Damar Lamers). Daaraan ging een veranderingsproces van meer dan vijftien jaar vooraf waarbij docenten werden bijgeschoold, niet-westerse dansstijlen aan het curriculum werden toegevoegd en het rooster er heel anders uit kwam te zien. Vakken als klassieke dans, jazzdans en moderne dans gingen ‘codified techniques’ heten en kregen een kleinere rol in de opleiding. Afrikaanse dans kreeg in het lesprogramma een prominente plaats en de algehele benadering van het onderwijs werd ‘ritmisch-dynamisch’ en ‘holistisch’ (Verstegen en Grootens, 2019).
Verder kwam er een sterke focus te liggen op het primair en voortgezet onderwijs. Ook werd de opleiding nadrukkelijk studentgestuurd: er kwam meer aandacht voor visie-ontwikkeling bij de studenten en in de danslessen kunnen studenten op zoek gaan naar hun ‘eigen danstaal’ (wat overigens kan resulteren in een op elkaar lijkende mix van elementen uit favoriete stijlen, maar dit terzijde).
Het resultaat van deze veranderingen is dat deze opleiding voor dansdocenten in Amsterdam nu een veel diversere studenten- én docentenpopulatie heeft dan twintig jaar geleden. Dat zit hem in de variatie in westerse en niet-westerse achtergrond, maar ook in de variatie in gender en leeftijd. De AHK loopt daarin voorop, maar ook aan de overige Nederlandse docentenopleidingen is deze verandering gaande. Ik vind dat een mooie en noodzakelijke ontwikkeling, maar er gaat daarbij ook iets verloren… een verlies dat men over het hoofd lijkt te zien!
Wat gaat er verloren?
Hoewel ik die diversiteit met heel mijn hart toejuich, zie ik ook dat er een andere ontwikkeling op gang is gekomen. Namelijk een teruggang bij de huidige generatie dansdocenten in de kennis en vaardigheden van de traditionele ‘westerse’ dansvakken.
Hoewel… kunnen we ze wel westers noemen? Hoe ‘westers’ is bijvoorbeeld jazzdans dan als je weet dat de wortels hiervan in Afrika liggen? En de klassieke dans is toch een mengeling van Russische en Franse krachten? Bijna elke ‘codified technique’ heeft een geschiedenis van internationale invloeden; al die stijlen zijn ook altijd in ontwikkeling geweest. Iedere dansvernieuwer reageert op diens voorgangers en dat doen wij nu ook weer. Laten we de stijlen dus vooral niet bij wet (codex) vastleggen en oog hebben voor hun geschiedenis! Daarom spreek ik in dit verband liever van ‘historische dansstijlen’ of van ‘stijlgerichte dans’.
Het aantal uren dat aan cultuurspecifiek dansonderwijs besteed wordt op de hbo-dansdocentenopleidingen is inmiddels dusdanig teruggeschroefd dat afgestudeerde dansdocenten, in mijn ervaring, nauwelijks nog een jaar lang les kunnen geven in een stijl als klassieke of moderne dans. Ze missen gewoon de dansvaardigheid en de didactische kennis hiervoor. Mag je dan geen behoorlijke kennis en vaardigheden van een specialisme verwachten, na een hbo-opleiding van vier jaar? Ik zou dat als dansschooleigenaar namelijk wel doen - en dat deed ik ook toen ik nog mijn eigen studio had!
Deze verse alumni hebben zo weinig onderwijs in de dansstijlen gehad, dat ze als ze auditie doen voor een dansgezelschap, vaak worden afgewezen vanwege - in hun eigen woorden - ‘een gebrek aan techniek’. Ook hebben ze vaak geen stage gelopen in de historische stijlen en hebben ze nooit een stijlgerichte choreografie hoeven maken. En dus klagen de dans- en balletscholen in Nederland en België, want zij kunnen geen geschikte docenten vinden voor de lessen die op danslocaties in een groot deel van het land (nog?) wel in dansstijlen zijn onderverdeeld. Dansliefhebbers (de letterlijke vertaling van dansamateurs) kiezen namelijk vaak voor een stijl zoals jazzdans, moderne dans, hiphop of ballet. En niet voor een samensmelting van dansen met een zelfbedachte naam als ‘lyrical urban’, die alleen het karakter van de betreffende dansdocent uitstraalt. Een dansstijl wordt op deze manier alleen een subjectieve beleving… Ook alles fuseren kan een monocultuur worden met totalitaire trekjes! Juist de diversiteit aan stijlen maakt de danswereld zo boeiend.
Hoe doen ze dat eigenlijk in de sport? Schaffen ze verschillende sporten af en creëren ze transsportieve sporten als volleyski en voetschaken? En in de beeldende kunst? Geen figuratieve of abstracte schilderkunst meer, alleen figustracte schilderijen? In de taal: het esperanto oppakken en de landstalen laten verdwijnen? Of laten we de kleuren nemen: we gebruiken de kleuren niet meer apart maar alleen in een mengvorm. Logisch dat er dan alleen maar bruin of grijs uit komt. Bij mij thuis vinden we fusion koken leuk, maar we willen nog steeds Tom Kha Kai of boerenkool eten, en geen combinatie van die twee!
Waar is de balletdocent gebleven?
Er zijn meerdere dansstijlen die in vergelijking met zo’n tien jaar geleden minder aandacht krijgen op de hbo-dansopleidingen. Vanuit mijn eigen achtergrond als balletdocent - en voor de helderheid - wil ik mij hier focussen op de klassieke dans, maar over de andere stijlen zouden we een soortgelijk verhaal kunnen schrijven.
Vooral voor klassieke dans is het tekort aan docenten groot. En niet alleen de dansschooleigenaren klagen, óók traditionele toneeldansopleidingen zoals het Koninklijk Conservatorium en de Nationale Balletacademie. Want als er op de Nederlandse en Belgische amateurballetscholen geen vakkundige balletlessen meer worden gegeven, dan krijgen de balletopleidingen niet genoeg nieuwe, getalenteerde aanwas. Een groot aantal van hun studenten komt uit het buitenland. Bij Codarts in Rotterdam is bijvoorbeeld de helft van de dansstudenten (ook van andere dansstijlen dan klassieke dans) afkomstig uit andere Europese landen (Nuffic, z.d.).
In 2018 vroeg de Raad voor Cultuur expliciet aandacht voor het grote aandeel buitenlandse studenten aan de hbo-dansopleidingen. De slechte toelaatbaarheid van Nederlandse studenten tot het hbo-dansonderwijs was in hun adviesrapport Alles Beweegt een punt van zorg. Daarbij werd opgemerkt dat de hoge kwaliteit van vooropleidingen in veel andere landen de internationale studenten een voorsprong geeft bij auditierondes aan Nederlandse hbo-opleidingen. Ze werpen daarbij de vraag op of de internationale instroom niet moet worden beperkt om ook Nederlands talent meer kans te geven en adviseren een quotum vast te stellen voor een minimum aantal toelatingen van Nederlandse studenten aan het hbo.
Vervolgens merken óók de grote dansgezelschappen dat tekort, want bij audities komen er niet of nauwelijks Nederlandse dansers opdagen, of ze worden niet aangenomen omdat ze de concurrentie met de rest van de wereld niet aan kunnen. Je ziet dus ook dat het aantal van oorsprong Nederlandse dansers bij Het Nederlands Dans Theater (NDT), Het Nationale Ballet, Scapino en Introdans zeer klein is. Dit is al jaren zo, maar dit lijkt de laatste tijd nóg opvallender te zijn geworden. Zo komt momenteel 75% tot 80% van de dansers van Het Nationale Ballet van buiten Nederland en staan er geregeld dertig verschillende nationaliteiten op het toneel (Capelle, 2017).
Is dat erg? Misschien niet. We leven in een tijd van open grenzen en internationale uitwisseling is interessant en verfrissend. Maar jammer is het wel, als je beseft dat er een heel potentieel mogelijk onbenut blijft. En dan zitten we als het ware in een vicieuze cirkel. Er zijn weinig bekende Nederlandse dansidolen (Igone de Jongh was een uitzondering op de regel) waardoor het beroep van danser in een historische dansstijl niet echt leeft in de maatschappij en waardoor de uitvoerende dansopleidingen dan weer weinig Nederlands talent kunnen opleiden. Zet daarnaast het tekort aan ‘technisch geschoolde’ dansdocenten in het amateurveld waarover ik hierboven schreef en je ziet dat het probleem inmiddels behoorlijke proporties heeft aangenomen.
Getuige onder andere de verschillende interessante podcasts over ‘De dansdocent van de toekomst’ die Sanne Fokkens de afgelopen tijd voor Dansdocent.nu heeft gemaakt, wordt deze ontwikkeling ook door artistiek leiders van de verschillende opleidingen Docent Dans - hbo en mbo - gesignaleerd en soms bekritiseerd. De ‘techniek’ van de afgestudeerden komt tekort, getuige onder andere het interview met Maartje van Lanen (UDA) in april 2021 en het interview met Dushica Radier (Pact+ Dans) in juni 2020. Sanne geeft aan dat bij het laatste rondetafelgesprek van ArtEZ dit ook werd onderstreept: ‘We missen kundige ballet en moderne dans docenten!’ Door de focus op allround zijn, leren studenten Docent Dans volgens Sanne tegenwoordig van alles een beetje: “Maar je wilt toch niet de situatie riskeren dat de leerling beter is als de docent?!” (Fokkens, april 2021).
Ook in het artikel van Sanne Fokkens en Lynn Korsakoy in de Dansdocent.nu zomerglossy van 2021 wordt het probleem van het verdwijnen van de academische dansstijlen interessant bediscussieerd. Soms wordt in deze verschillende discussies het mbo genoemd als oplossing, met name dat daar de ‘technisch geschoolde’ dansdocenten dan maar vandaan zouden moeten komen, en dat de hbo’ers zich op het dansonderwijs in het primair en voortgezet onderwijs zouden kunnen richten. De vraag is echter of de mbo’s daar in de huidige situatie voldoende voor zijn uitgerust, zowel qua instroom als qua docenten, curriculum en tijdsplanning. Ook in het hbo van nu lijkt weinig plaats meer te zijn voor én de transculturele én de stijlgerichte benadering. Maar een keuze hebben studenten nu niet.
Historie heeft ook waarde
Moeten we de historische dansstijlen dan overboord gooien? Nee! Natuurlijk, sommige substijlen en didactische principes uit deze stijlen kunnen gedateerd zijn. Maar juist BINNEN de historische dansstijlen vinden ook ontwikkelingen en correcties plaats. Klassieke dans is daar een voorbeeld van. Ontstaan in een autoritaire en paternalistische periode, vertoont de strakke stijl - in de didactiek en de uitwerking - nog altijd kenmerken hiervan. Deze kenmerken worden regelmatig ter discussie gesteld en soms met meer, soms met minder succes ten goede veranderd.
Zie bijvoorbeeld het boek The Student Dancer van Julia Buckroyd uit 2000, waarin zij de emotionele kant van dansonderwijs aan jonge professionele dansers benadrukt en aanbevelingen geeft voor mentaal gezondere danslessen en dansopleidingen. Ook het recente boek Turning Pointe van Chloe Angyal (2021) legt de vinger op de zere plek en probeert de vaak als streng ervaren klassieke danscultuur te veranderen.
Mijn mening is dat we deze ‘scherpe kanten’ van het ballet alleen kunnen verbeteren door aankomende dansdocenten in de opleiding grondig voor te bereiden op een verantwoorde klassieke dansles in een pedagogische context, waarbij de individuele mogelijkheden van de leerling niet botsen met de regels van de stijl. En deze stijl dus wél te handhaven op de hbo’s en mbo’s, eventueel in een (langlopend) keuzedeel of een specialistische vervolgopleiding, zodat we de discussie erover levendig en actueel kunnen houden. Overigens vind ik dat laatste natuurlijk ook gelden voor de dansstijlen jazzdans, moderne dans en hiphop!
Als we deze dansstijlen niet meer zouden opnemen in de curricula van de opleidingen tot dansdocent, gaan derde partijen in dit gat springen. Ten dele zien we dat al gebeuren: er worden om- en bijscholingscursussen en workshops voor (aankomende) balletdocenten aangeboden door onder andere de Nationale Balletacademie, het Nationale Ballet, de Henny Jurriëns Studio, vakorganisatie Dansbelang en door commerciële partijen. En ook zonder didactische bijscholing geven ex-professionele klassieke dansers al vaak dansles aan jonge amateurs, waarbij ze soms hun eigen professionele danslessen van vroeger op de kinderen projecteren - en daarbij helaas niet altijd best practices hanteren.
Naar mijn mening kan en mag dit niet de enige manier zijn om balletdocent te worden. Er moet in de opleiding tot dansdocent meer tijd en aandacht gaan naar de psychologische, didactische, historische en anatomische aspecten van dansles geven in een bepaalde stijl, dan bovenstaande partijen in een korte cursus kunnen geven.
Naar verschillende danstalen
Klassieke dans is niet per se de ‘basis van alle dansstijlen’, of universeel, zoals wel vaak wordt beweerd (lees ook: het artikel ‘Sorry, maar dans is geen universele taal!’ op Dansdocent.nu). We hoeven ook niet terug naar een monocultuur, als die al zou bestaan. Maar voor veel mensen is ballet een fantasievolle stijl die lichtheid en kracht op een unieke manier aan elkaar koppelt.
Klassieke dans is een 400 jaar oude stijl die het waard is ‘be-waard’ te blijven. En zoals met veel immaterieel erfgoed: je moet het blijven doen om het te conserveren voor de toekomst. Rudi van Dantzig waarschuwde al in 1981 dat professionele dansers in Nederland vaak tekort kwamen in de techniek. Dat weet hij aan het ontbreken van de klassieke traditie in ons land. Alleen door iets vele malen te zien doen, lange tijd voordat je het zelf moet doen, wordt dit volgens hem een goede routine (Van Schaik, 1981).
Zo hebben álle dansstijlen hun eigen geschiedenis, betekenis, terminologie en kracht; ze afschaffen als opleidingsvak zou betekenen dat je als danser en dansdocent je bronnen niet meer kent en de unieke grondleggers ervan dus ook niet meer kan gebruiken als inspiratie - of om je tegen af te zetten - in het nu en in de toekomst. Ook in Senegal wil men toch de eigen dansvormen bewaren voor de latere generaties?
We komen terug bij Eddi de Bie en zijn opmerkingen aan het begin van dit stuk. Misschien ligt dáár wel de oplossing van het probleem van de schijnbare onverenigbaarheid van de transculturele en de historische benadering in het dansonderwijs. Wat als we in de dans het woord ‘techniek’ alleen nog gebruiken voor de basale manier waarop we het lichaam leren kennen en leren bewegen? Voor fundamenten zoals de Laban/Bartenieff methode, de theorie van ‘multiple body, multiple mind’, de holistische benadering van dans of voor de ritmisch-dynamische grondslag van dansonderwijs. En als we wat we nu ‘codified techniques’ zijn gaan noemen, een nieuwe naam geven: ‘codified languages’. Of gewoon weer ‘dansstijlen’. De danstechniek is je tool, de dansstijl is je taal.
Welke taal spreek jij? Moderne dans, met het dialect Cunningham? Jazzdans, met het dialect Horton? Klassieke dans met een Vaganova-accent? Of maak jij uiteindelijk je eigen mix en dans jij vooral transcultureel?
Laten we in de opleidingen Docent Dans eerst de basis goed leggen: dat is de algemene danstechniek waarbij de student bijvoorbeeld leert hoe je je center vindt, hoe je je balans verbetert, op welke manieren je je kan verplaatsen door de ruimte en hoe dynamiek werkt. Maar al tijdens deze periode of meteen daarna gaat de student meerdere danstalen spreken; het liefst zo veel mogelijk verschillende. Reeds in het tweede jaar van het hbo (bij mbo mag dat eerder) komt er dan een specialisatie in één of twee favoriete dansstijlen waardoor de student de tijd en de mogelijkheden krijgt om deze talen echt volledig te beheersen. En in de laatste fase van de opleiding kan de bijna afgestudeerde óók diens eigen visie vormgeven en diens unieke danstaal ontwikkelen, waarbij de transculturele benadering de leidraad is. Regelmatige samenwerking tussen de dansopleidingen, de amateurdansorganisaties en -instellingen én de verschillende professionele dansgezelschappen zijn daarbij onmisbaar.
Op deze manier zijn de verschillende danstalen niet verdwenen, maar hebben ze - naast stijloverstijgende danslessen - bestaansrecht als historisch en cultureel erfgoed en als onuitputtelijke inspiratiebron voor onszelf en hopelijk nog vele generaties na ons.
Bronnen
Angyal, C. (2021). Turning pointe: how a new generation of dancers is saving ballet from itself. New York: Bold Type Books.
Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten. (z.d.) Studiegids 2020-2021. Geraadpleegd op 5 februari 2022.
Buckroyd, J. (2000). The student dancer. Emotional aspects of the teaching and learning of dance. Binsted, UK: Dance Books Ltd.
Cappelle, L. (2017). Het DNA van Het Nationale Ballet. Operaballet.nl. Geraadpleegd op 26 januari 2022.
De Kuijper, J. (2021, 28 september). Sorry, maar dans is geen universele taal! Dansdocent.nu. Geraadpleegd op 05 februari 2022.
Douma-Alta, M. & Rensman, J.W. (2006). Jazzdance.nl. Zestig jaar Nederlandse jazzdansgeschiedenis. Zutphen: Walburgpers.
Fokkens, S. (2020, 2 juni). Ingrid Stoepker: “Wij leren onze studenten samenwerken en hun mening geven”. Dansdocent.nu. Geraadpleegd op 05 februari 2022.
Fokkens, S. (2020, 30 juni). Dushica Radier: “Wij willen creatievelingen die buiten hun comfortzone durven te gaan”. Dansdocent.nu. Geraadpleegd op 05 februari 2022.
Fokkens, S. (2020, 18 augustus). Wat is de ‘Dansdocent van de Toekomst’? Een voorlopige conclusie van Sanne Fokkens. Dansdocent.nu. Geraadpleegd op 05 februari 2022.
Fokkens, S. en Kossakoy, L. (2021, 3 augustus). De dansopleiding van de toekomst. Een gesprek. Dansdocent.nu. Geraadpleegd op 05 februari 2022.
Grootens, F. en Verstegen, I.A. (2019). Ritme is dynamiek. De ritmisch-dynamische benadering van dans in het primair onderwijs. Amsterdam, Nederland: Lectoraat Kunsteducatie, Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten.
Nijboer, I. (2016, 10 mei). Culturele diversiteit binnen de curricula van het dansvakonderwijs [scriptie master Kunsteducatie, Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten]. HBO Kennisbank.
Nuffic. (2020, 18 juni). "Het internationale aspect van onze opleidingen is essentieel". Geraadpleegd op 26 januari 2022.
Raad voor Cultuur. (2018, 9 september). Sectoradvies Dans: 'Alles beweegt' [white paper]. Geraadpleegd op 26 januari 2022.
Saraber, L. (2006). Meervoud als mentaliteit; cultureel divers dansvakonderwijs [white paper]. Amsterdam, Nederland: Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten.
Van Schaik, E. (1981). Op gespannen voet. Geschiedenis van de Nederlandse Theaterdans. Haarlem, Nederland: De Haan.
WERKPLEZIER & DIDACTIEK
Over één ding zijn dansdocenten het allemaal eens: wat een uitdagend en veelzijdig beroep hebben wij! Door middel van dans kunnen wij leerlingen begeleiden in hun algemene leerproces. Aan de hand van verschillende didactische werkwijzen leren we ze elke keer dat stapje meer. En dat geeft ons voldoening. Als dansdocent sta je er echter ook vaak alleen voor. Het is vaak creatief zoeken naar oplossingen voor de problemen waar je tegenaan loopt. Hoe bereid je je schooljaar voor? Hoe ga je te werk binnen verschillende contexten? Hoe gaan we de eindvoorstelling vormgeven? Maar vooral… Hoe behoud ik plezier in mijn beroep? Dat alles lees je in de rubriek ‘Werkplezier & Didactiek’!