Ijs, vuur en flierefluiters: een speelse balletles voor kinderen van 8 tot 10 jaar

Foto: Matt Forster (Unsplash)

MUZIEK & LESMATERIAAL I Wil jij ook wat meer speelsheid in je danslessen brengen? In deze klassieke balletles voor kinderen combineert Saskia Sap danstechnische elementen met spel en creativiteit. Dansgevoel, techniek en elementen van spanning en uitdaging smelten samen in een speelse omgang met muzikaliteit. Met als belangrijkste spelregel: goed luisteren en reageren! De termen staccato en legato staan hierin centraal.

Speels én technisch leren  

Als stagebegeleider zie ik regelmatig dat beginnende dansdocenten een strikte scheiding maken tussen ‘spelen’ en ‘leren’. Ook in een klassieke balletles voor kinderen. Zo van: even een spel tussendoor is prima, maar daarna moet er wel een serieuze oefening volgen. Zelfs ervaren dansdocenten worstelen soms in hun balletlessen met de balans tussen spelen en leren. Hoe vaak vragen leerlingen niet aan hen om dat ene spel, en kijken ze somber als ze weer aan de barre ‘moeten’? Ik vind het daarom een leuke uitdaging om ervoor te zorgen dat elke dansopdracht zowel een leermoment als een spelelement heeft. En dat kan ook heel goed in de klassieke kinderdansles! 

Zoals ik in mijn eerdere artikel voor Dansdocent.nu schreef, is spelend leren eigenlijk altijd aan te raden! Het geeft namelijk spelplezier, motivatie en een gevoel van autonomie, waardoor het geleerde beter wordt opgenomen. Voor de duidelijkheid: 'speels' betekent voor mij niet 'spelletjes doen', maar luchtiger en creatiever omgaan met bestaande basisoefeningen. Je kan dus zelfs een tendu-oefening speels maken! Het betekent ook niet dat alles met een verhaaltje moet, zoals bij de jongste kleuters. Het speelse kan bijvoorbeeld zitten in af en toe een wedstrijdelement toevoegen, in muzikale uitdagingen, en in momentjes van persoonlijke creativiteit. 

Hieronder deel ik een voorbeeld van een kinderballetles voor ongeveer de leeftijd van 8 tot 10 jaar. Maar deze dansles kan met wat kleine aanpassingen ook voor kinderen tot 12 jaar worden gebruikt. 

Lesplan: Ijs en vuur (en flierefluiters)

Materiaal en voorbereiding:

Deze les kun je helemaal zonder materialen geven. Voor het adagio kunnen linten in de handen (of aan de polsen geknoopt) een mooie toevoeging zijn.

Leerdoelen:

  • De leerlingen kunnen het verschil tussen staccato en legato horen in de muziek

  • Aan deze muzikale contrasten kunnen ze bijpassende danskwaliteiten koppelen (strak en ritmisch versus zacht en vloeiend)

  • Deze danskwaliteiten kunnen ze herkennen in enkele basis balletbewegingen (zoals tendu, jeté, plié)

  • De leerlingen kunnen een choreografie uitvoeren waarin (om de beurt) verschillende rollen voorkomen, dus waarin niet iedereen synchroon hetzelfde beweegt. De leerlingen kunnen dus in groepjes op hun beurt wachten terwijl een andere groep beweegt, en aan de muziek horen wanneer zij mogen starten.

 1 | De start van de les

Muzieksuggestie: ‘Let it go’ uit Frozen

Aan het begin van de dansles wil je altijd dat de kinderen weer vertrouwd raken met de ruimte, met de muziek en met hun eigen lichaam. Zodat hun energie gaat stromen! Daarom start ik nooit meteen aan de barre, maar doen we na het ‘kringmoment’ altijd een dansopdracht waarbij de kinderen vrij kunnen bewegen. Zo kunnen ze hun energie kwijt en warmen ze tegelijk hun lichaam en concentratie op. We kennen allemaal de stopdans in allerlei variaties, maar er zijn natuurlijk nog veel meer mogelijkheden. 

Wil je even iets anders dan die bekende stopdans, maar wel iets met een wedstrijdelement? Dan is Vuur- en IJskoning(in) een leuk dansspel. Dat gaat zo: Wijs een leerling aan die de Vuurkoning(in) mag zijn en ook iemand die de IJskoning(in) mag zijn. Deze laatste is de tikker en tovert iedereen in een standbeeld van ijs. De Vuurkoningin is de verlosser, want die kan de ijsbeelden laten smelten door hen aan te tikken. Een leuk nummer hiervoor is natuurlijk ‘Let it go’ uit de film Frozen.

Laat de tikker en de verlosser starten aan de zijkant van de ruimte, zodat de rest even tijd heeft om ‘erin te komen’. De leerlingen mogen vrij dansen, of dansen met een opdracht van jou. Bijvoorbeeld: alleen voortbewegen met reuzenstappen, of met een chassé (dan werk je meteen al aan technische aspecten van de klassieke les), of alleen achteruit dansen. Ook kun je ze bepaalde dieren laten uitbeelden of bepaalde emoties (dan ben je meer met expressieve doelen bezig). Op jouw teken gaat de IJskoning(in) meedansen en probeert die de andere kinderen te tikken. De kinderen die getikt zijn, maken een standbeeld (‘ijsbeeld’) en wachten op de Vuurkoning(in), die inmiddels ook in het spel is gekomen, om hen te bevrijden. De IJskoning(in) heeft gewonnen als alle kinderen een standbeeld zijn. Of al eerder, als zij de Vuurkoning(in) heeft getikt, want dan is het spel uit. Als je wil kan je het spel al eerder stoppen en twee nieuwe hoofdrolspelers uitkiezen.

Na dit spel hebben alle kinderen al lekker wat energie kunnen kwijtraken en staan ze open voor de eerste oefening aan de barre.

2 | De barre: Plié + walspas door de ruimte

Muzieksuggestie:  ‘A whole new world’ van Lisa Harris

Ik maak weleens klassieke balletlessen mee waarin leerlingen meer dan de helft van de lestijd aan de barre staan. Maar de barre is bedoeld als opwarming en voorbereiding van het echte danswerk, dus het is belangrijk dat je juist daarvoor genoeg tijd overhoudt! Daarom zorg ik - vooral bij klassieke lessen voor kinderen - dat de tijd aan de barre beperkt blijft tot maximaal een derde deel van de les. En dat de oefeningen aan de barre ook leuk zijn. De twee sleutelwoorden daarvoor zijn: afwisselen en combineren.

Een voorbeeld van afwisselen is dat je bij de plié-oefening ook een stukje los van de barre danst. Kies een muzieknummer met een driekwartsmaat. De leerlingen starten met een hand aan de barre in de eerste positie. Je kan ervoor kiezen om de andere hand in de zij te laten doen, of bij de oudere leerlingen de arm opzij in de tweede armpositie te houden en/of een mooie port de bras erbij te laten uitvoeren. Na de preparatie doen de leerlingen:

  • twee demi-pliés (plié, 2, 3 / strek, 2, 3 en herhaal)

  • twee relevés (relevé, 2, 3 / neer, 2, 3 en herhaal)

  • zes walspassen door de zaal (of vrij dansen) en twee maten om weer terug te komen naar de barre

  • nu de pliés en relevés in de tweede (plus evt. derde of vijfde) positie. 

Variaties:

  • Voor meer rust in de oefening kan je ook eerst de eerste, tweede en derde positie achter elkaar laten doen en daarna pas met de walspas door de zaal gaan. 

  • In plaats van bij de pliés kan je de walspas door de zaal ook tijdens de rond de jambe oefening doen. 

  • Is de walspas nog te moeilijk? Dan kan je die ook vervangen door ‘vrij dansen op een zachte en lyrische manier’. 

Wijs de leerlingen erop dat ze op de telling moeten letten, zodat ze op tijd - vooruit denken! - weer bij de barre terug zijn in de juiste positie, voor het vervolg - of de afsluiting - van de oefening. Hierin zie je het muzikale leerdoel én het speelse terug. Want dat anticiperen van de muziek leidt tot spanning en een beetje competitie. Het is spannend om de grens op te zoeken en nét op tijd terug op de plek te zijn. 

3 | De barre: Tendu gespiegeld

Muzieksuggestie: ‘Tendu 1 - Polka from Faust’ van Rob Thaller

Een ander voorbeeld van afwisseling is dat je de leerlingen aan de barre twee aan twee met de gezichten naar elkaar toe zet. Zo zijn ze elkaars spiegelbeeld. Dit bevordert het contact tussen de leerlingen en zorgt voor vrolijke situaties. Je kan namelijk ook halverwege de oefening naar de andere kant draaien, en dan sta je opeens tegenover iemand anders! Lukt het om alles precies tegelijk te doen? 

Voor deze oefening heb je een langzame tendu-muziek nodig. Start met een hand aan de barre vanuit de derde positie. Hand in de zij of arm opzij. Na de preparatie doen de leerlingen:

  • drie tendus naar voren, op de tel 

  • één tendu opzij, die  in de derde positie achter sluit. Hetzelfde doe je van achter naar voor, maar bij het laatste insluiten vanuit zij, draai je met een soutenu en dedans naar de tweede kant. Daar sta je dan tegenover je andere partner, met wie je het andere been samen doet, totdat je weer terug bent aan de eerste kant. 

4 | De barre: Jeté

Muzieksuggestie: ‘Prince Ali (Jete 2)’ van Nate Fifield

Een voorbeeld van combineren is dat je twee oefeningen samenvoegt. Dit doe ik vaak met de tendus en jetés, of met de jetés en petits battements/grands battements/cloches. Het scheelt enorm in tijd! Daardoor hou je meer tijd nodig voor verplaatsingen door de ruimte en choreografie in het midden. 

De volgende oefening - voor de leeftijd 10 tot 12 jaar - is daarvoor geschikt. De leerlingen staan in de vijfde (of derde) positie met een hand aan de barre. Na de preparatie doen zij:

  • twee langzame jetés voor (uit, 2 / sluit, 2 en herhaal)

  • vijf snelle cloches (voor 1, achter 2, voor 3, achter 4, voor 5, houd 6, 7, 8)

  • sluit vijfde positie in plié (1), relevé met retiré (2) en herhaal dit nog twee keer 

  • de derde keer draai je vanuit de vijfde positie plié een halve draai en dehors naar de tweede kant, waar je het been van de retiré achter sluit.

  • herhaal dit geheel, maar nu aan de tweede kant.  

Terug aan de eerste kant:

  • vier snelle jetés vanuit de eerste positie (1-4)

  • A. sluit langzaam in plié in de vijfde positie voor,en kijk in je hand (de arm is opzij, 5 - 8)

  • B. weer vier snelle jetés in de eerste positie (1-4)

  • sluit langzaam in plié in de vijfde positie achter, kijk op je handrug (arm is opzij, 5-8). 

  • Herhaal A, maar draai nu met een soutenu naar de tweede kant, waar je A, B en A weer doet. Je eindigt in de vijfde positie aan de tweede kant. 

5 | De grond: ijs en vuur

Muzieksuggestie: ‘Saint-Saëns’ van Mooryc /  ‘Kalimba Suite’ van Bobby McFerrin

Met kinderen ga ik, ook in een klassieke balletles, na de barre naar de grond, meestal in de kring. Niet voor een echte stretch, want de spieren zijn daar nog niet klaar voor. Dat bedoel ik zowel qua moment in de les (omdat het onverstandig is om vóór het springen de spieren te verlengen) als ook op deze jonge leeftijd (waarop stretchen maar heel beperkt nodig/effectief is). 

Het is hier vooral een welkome afwisseling; even iets anders na al dat staan. Maar er zijn meer voordelen. De grond is een uitgelezen plek om aandacht aan de houding te geven, om als docent rustig iets te kunnen vertellen en om de concentratie van de kinderen te bevorderen. Ook gaat de energie omlaag en de leerlingen kunnen even grounden. In deze les gaan we op de grond bepaalde bewegingskwaliteiten oefenen, aan de houding werken en isolaties doen. 

Start met de leerlingen vragen te stellen over het spel aan het begin van de les, waarin ijs en vuur een rol speelden. Bijvoorbeeld: ‘Hoe zou je ijs omschrijven, en hoe vuur?’ En vooral: ‘Hoe zou je het uitbeelden als je het in je handen zou hebben?’ Niet alleen de temperatuur speelt dan een rol, maar ook het materiaal zelf. IJs is hard, strak, afgemeten. Kun je zittend of liggend op de grond, zonder je te verplaatsen, ook zo bewegen? Met je armen, hoofd, voeten? Vuur is zacht, heet, vloeiend. Hoe zien die bewegingen eruit? Laat de leerlingen experimenteren. 

Zet dan de muziek aan. Vertel dat je een groot stuk ijs in je handen hebt en laat dat zien in je bewegingen met het ijs. Daarna geef je het ijsblok door aan de leerling naast je, die er ook kort mee beweegt en het verder doorgeeft. Dit doet ieder kind op een eigen, originele manier (kan je ook doorgeven met je voeten?), totdat het ijsblok de hele kring rond geweest is. Het muzieknummer heeft tot 1:17 alleen een ritme, daarna is er zo’n 30 seconden een zwierige viool te horen die het vuur symboliseert. Vraag of de leerlingen dit ook horen. Vuur geef je vanwege de hitte liever snel door, maar wel heel vloeiend!

Wissel daarna op de rest van het nummer met de hele groep tegelijk het harde, afgemeten bewegen en het vloeiende bewegen af. Vertel dat we in de muziek de korte, losse tonen staccato noemen en de vloeiende, met elkaar verbonden tonen legato. Dat zijn termen uit de muziektheorie, maar die kun je ook vertalen naar danskwaliteiten! Weten de leerlingen in de les oefeningen te noemen die meer legato zijn (de pliés, het adagio), of meer staccato (de jetés, de piqués, en het springen)?

Maak het grondgedeelte af door in de langzit afwisselend een ronde rug en een rechte rug te maken, met de kruin naar het plafond te reiken en voeten te flexen en strekken. Ook kun je isolaties van hoofd en schouders doen, en misschien een uitdraai-oefening. Een leuk muzieknummer voor de grond is ‘Kalimba Suite’ van Bobby McFerrin, maar je kan ook op het vorige nummer doorgaan.

6 | Adagio

Muzieksuggestie: ‘Colors of the wind’ uit Pocahontas: origineel / klassieke pianoversie

In de klassieke balletles kan je ook heel goed muziek gebruiken die geen pianomuziek is, of zelfs helemaal niet klassiek. Op Colors of the wind uit de film Pocahontas kan je eenvoudig een mooi adagio maken. Het ultieme legato-gevoel… Heb je verschillende gekleurde linten? Geef iedere leerling in elke hand een lint, of bind die om de pols. Verdeel de leerlingen in tweetallen, zonder dat ze bij elkaar in de buurt hoeven te staan.

Sta klaar in de derde (of vijfde) positie met bras bas, recht tegenover de spiegel. De leerlingen staan verspreid door de studio. Na de intro begin je op 0:24:

  • demi plié met rechter arm van bras bas naar demi-seconde en terug, idem links (1-8).

  • rechtop staand twee armen via demi-seconde naar de vijfde positie van de armen en via dezelfde weg weer terug (1-8) 

  • herhaal vanaf het begin, maar dan start je met de linkerarm (1-8, 1-8)

  • temps lié met rechterbeen naar voren, armen via laag naar vierde positie met links hoog, je staat nu op rechts met linkerbeen tendu achter (1-4)

  • temps lié met linkerbeen naar achter, armen naar 3e positie met links voor, je staat nu op links met rechterbeen tendu voor (5-8)

  • til het rechterbeen voor op, enveloppé en breng naar de knie, ga via passé door naar de eerste arabesque (1-4)

  • houd even vast en sluit dan in de derde (of vijfde) positie met rechts achter (5-8)

  • loop linksom in een mooie cirkel totdat elke leerling bij de partner-leerling staat. (1-8, 1-8)

  • in tweetallen tegenover elkaar mogen de leerlingen als improvisatie gaan spiegelen op een vloeiende, legato-manier (4 x 8). De voetpositie is vrij.

  • tussenstukje: ga in de tweetallen achter elkaar staan in de derde (of vijfde) positie met rechts voor, met het gezicht naar de spiegel, de kleinste leerling voor (1 x 8, 1 x 4) 

  • herhaal het hele eerste deel tot aan de temps lié (4 x 8), houd armen zij

  • doe beiden een glissade naar opzij, de voorste leerling naar rechts (sluit links voor) en de achterste leerling naar links (sluit rechts voor) (1-2)

  • dan armen in vijfde positie (3-4)

  • maak armen open met het achterste been in plié terwijl het voorste been in tendu opzij gaat, het bovenlichaam een beetje off-tilt, en kijk naar elkaar (5-6)

  • sluit voeten weer in zelfde positie, armen zij (7-8)

  • herhaal het deel met de glissade en de poses, maar dan weer naar elkaar terug (1-4)

  • houd de armen in vijfde positie en maak samen ‘als één lichaam’ een cirkelvormige beweging met het bovenlijf: van voorovergebogen naar links, naar achter, naar rechts en terug naar midden, maak de armen open naar de tweede positie (5-8)

  • de voorste leerling draait zich om en de leerlingen pakken elkaars handen vast en lopen samen een rondje (1-8)

  • de leerlingen laten elkaar los en maken in een zelf gekozen richting een temps levé, waarna ze gaan vrij dansen

  • als docent geef je op een bepaald moment het sein dat je de muziek zachter gaat zetten en dat de leerlingen langzaam naar een (gezamenlijke) eindpose moeten gaan, bijvoorbeeld in de kring. 

7 | Het midden: Sprongetjes (Petit allegro)

Muzieksuggestie: ‘Small Jumps no. 1’ van Jose Gallastegui

Daarna is het tijd voor de sprongen. In deze sprongoefening springen de kinderen om de beurt en moeten ze dus goed opletten! Als het volgens plan gaat, ontstaat er een soort wave. 

Maak drie rijen leerlingen (afhankelijk van je groepsgrootte zijn die rijen drie, vier of vijf leerlingen lang). De kinderen staan achter elkaar in de rij, met hun gezicht richting de spiegel. Voeten in de eerste positie, met armen bras bas of met de handen in de zij. 

Na de preparatie doen de leerlingen van rij A vier sautés in de eerste positie en een sauté in de tweede positie, daarna strekken ze op en blijven in de tweede positie staan (1-8). 

Tegelijk met de sauté in de tweede van rij A, beginnen de kinderen van rij B met hun vier sprongen in de eerste positie en eindigen ook in de tweede positie (1-8) als rij C met hun eerste positie begint, daarna eindigt ook rij C in de tweede positie (1-8). De hele groep staat vervolgens 8 tellen geconcentreerd stil.

Daarna gaat de wave terug, beginnend met rij C in de tweede positie. De oefening gaat nu andersom in de volgorde van de sprongetjes én in de volgorde van de rijen (C, B, A). Rij C maakt eerst vier sprongen in de tweede positie, en eindigt in de eerste positie. Daarna doet rij B hetzelfde en daarna rij A.

Je kan de hele oefening daarna herhalen, of een andere sprong of positie gebruiken. 

Ook is het muzieknummer van deze oefening heel geschikt voor een speelse pas de chat. Ook die kun je met een soort wave in verschillende groepen aanleren, maar dan opzij verplaatsend, zodat ze elkaar als het ware ‘wegduwen’.

8 | De diagonaal

Zelf vind ik ‘over de diagonaal’ altijd het leukste onderdeel van de balletles: even heerlijk de ruimte in! Vandaar meerdere tips voor simpele oefeningen met vrolijke muziek:

9 | De choreografie: een stukje Vivaldi 

Muzieksuggestie: ‘Concerto in E Minor, RV 273: 1: Allegro non molto’ van Vivaldi

Als muziek voor de choreografie heb ik een stuk van Vivaldi uitgekozen. Hierin zijn twee verschillende bewegingskwaliteiten te onderscheiden die je zou kunnen benoemen als staccato en legato. Zo ‘speel’ je dus ook met de muziek. Het stuk is moeilijk te tellen, want de maten lijken de ene keer tot vijf te gaan en dan weer tot zeven of acht. De beschrijving van de choreografie moet je daarom eigenlijk lezen terwijl de muziek aan staat, dan wijst het sterke karakter van de muziek je vanzelf de weg. Deze dans, met de titel ‘De grenswachters en de flierefluiters’, heb ik ooit met een van mijn lesgroepen gedaan. De grenswachters zijn de strenge, punctuele types en de flierefluiters zijn de vrolijke nietsnutters…

Verdeel de leerlingen in twee groepen: de grenswachtergroep gaat het meest op strakke manier bewegen en de flierefluitergroep het meest op de losse manier. In dit dansnummer dagen ze elkaar uit! Natuurlijk kan je de twee groepen later laten ruilen.

Zet op de achterlijn van je lesruimte drie of meer grenswachters. Drie of meer flierefluiters staan aan beide zijkanten van de ruimte. Zij kijken allen recht naar voren en staan in de eerste positie. De grenswachters beginnen.

  • staccato: meteen aan het begin van de muziek rennen of trippelen de grenswachters naar voren, in drie groepjes na elkaar (de muziek geeft dat duidelijk aan). Ze gaan dan in de derde of vijfde positie staan, op één lijn naast elkaar. Zorg dat er tussen de leerlingen ruim een armlengte is. Op de laatste sterke violen doen ze een houterige port de bras, eindig met bras bas.

  • legato: dan doen ze een tendu met het linkerbeen opzij terwijl het rechter standbeen in plié is. De rechterarm is daarbij diagonaal omhoog en de linkerarm diagonaal naar beneden, reikend naar de tendu-voet. Hierna sluiten ze weer in de beginpositie. Dit herhalen ze.

  • staccato: ze trippelen recht opzij met de rechterarm hoog en linkerarm zij (derde positie) en weer terug met de andere arm op (2 x 8)

  • legato: ze maken met twee armen en hun lichaam bewegingen alsof ze de ramen wassen, van hoog naar laag en naar opzij, heel zwierig, met eigen invulling. Vervolgens gaan ze weer strak in derde/vijfde positie staan, armen bras bas.

  • staccato: met armen in de vijfde positie een rondje om zichzelf trippelen op relevé, stop in derde/vijfde positie op platte voet. Herhaal dit op de iets zachtere tonen. Daarna blijven de leerlingen staan in de derde/vijfde positie met de armen bras bas.

Op 1:03 komen de flierefluiters van twee kanten huppelend naar binnen, handen in de zij.

  • ze huppelen kriskras door de zaal (7 x 4, tot ongeveer 1:16)

  • ze vormen een kring om de grenswachters heen en gaan over tot chassés zijwaarts naar rechts, tot 1:30

  • dan blijven ze staan in de kring en maken ‘vrije’ legato bewegingen richting de grenswachters, vooral met de armen en het bovenlichaam, tot 1:38

  • de grenswachters reageren fel: ze trippelen in staccato, net als hiervoor, naar rechts en doorbreken daarbij de kring van de flierefluiters, die verschrikt stilstaan (1-8)

  • daarna trippelen ze weer naar links, terug naar het midden van de kring (1-8)

  • vervolgens maken op 1:45 álle leerlingen een soutenu en tournant met rechts.

  • op 1:49 mogen de leerlingen uit elkaar gaan en door de ruimte dansend hun eigen bewegingen verzinnen en elkaar uitdagen. Ze kunnen daarbij lyrisch legato dansen op de melodielijn, of meer staccato dansen op de baslijn. Laat de leerlingen dit steeds afwisselen. Je kan ze hiervoor de volle twee minuten geven, of als docent nog andere danspassen erin verwerken

  • op 4:28 komen de kinderen in een lange rij naast elkaar staan voor de spiegel voor de afsluiting, waarbij zij met de armen in de vijfde positie een rondje om zichzelf trippelen op relevé, stop in derde/vijfde positie op platte voet, rechts voor.

  • herhaal dit op de iets zachtere tonen en eindig op de linkerknie met de rechterknie gebogen voor, armen bras bas.

10 | De afsluiting

Muzieksuggestie: ‘Plie (Largetto)’ van Jose Gallastegui

Wil je speels afsluiten? Dan is ‘dansend Cluedo’ een leuk spel. Verdeel de leerlingen in groepjes van drie laat ieder groepje ‘in het geheim’ een situatie bedenken waarin er een moord is gepleegd. Er is een dader, een moordwapen en een plek. Deze drie elementen moeten ze dansend uitbeelden voor de rest van de groep, die dan de juiste woorden moet raden. Bijvoorbeeld: de dokter, met een honkbalknuppel, in de bibliotheek. Let erop dat de leerlingen een poging doen om dit echt door middel van dans te verbeelden, en niet alleen met gebaren. Je kan namelijk wel degelijk dansend een onderzoekende dokter, een meppende honkbalknuppel of een lyrische lezer uitbeelden… Het voorbereiden kost vijf minuten en het optreden per groepje ongeveer twee minuten, dus je moet voor deze afsluiting wel even de tijd nemen.

Liever kort en ontspannen afsluiten? Gebruik bovenstaande muziek en doe ‘de creatieve armen’. De leerlingen staan verspreid door de zaal tegenover de spiegel, in de eerste positie. Met follow the leader begin jij met het bewegen van je rechterarm, alsof het een slang is, die alle kanten op kan gaan. Stop er vervolgens elementen in van een klassieke port de bras en van armbewegingen uit de flamenco, met een mooie draaiende pols. Of misschien wel met elementen uit de Balinese dans. Geef de rechterarm rust en beweeg hetzelfde met de linkeram, en daarna met beide armen. Uiteindelijk mag het bovenlichaam ook in de rollende, legato-achtige bewegingen meedoen, maar de voeten blijven op hun plek. Rol tenslotte de rug twee maal af en op, en eindig met een lange hals, een opgestrekte houding, ontspannen schouders en de armen in bras bas.


MUZIEK & LESMATERIAAL - KINDEREN

Als dansdocent ben je veel tijd kwijt met voorbereiding. Uren die niet betaald worden. Vooral muziek zoeken voor een nieuwe les is een hels karwij. Wie kent er nog een leuk liedje over de winter? Of over vlinders? Leeuwen? Bijen? En welke oefening doen we daar bij? Help! Onze redacteur Muziek & Lesmateriaal schrijft artikelen met oefeningen en lesplannen voor danslessen voor kinderen. Deze worden vergezeld van muzieksuggesties, zodat jullie nooit meer lang hoeven te zoeken naar een geschikt muzieknummer!

SASKIA SAP

Saskia Sap is redacteur Werkplezier & Didactiek. Ze studeerde Pedagogiek aan de Vrije Universiteit in Amsterdam en volgde de hbo-opleiding Docent Dans aan de Nel Roos Academie. Al meer dan 25 jaar is ze als docent en stagebegeleider verbonden aan de opleiding Docent Dans van de AHK. Daarnaast is zij gastdocent en examinator aan de mbo-dansopleiding PACT+. Haar eigen dansstudio heeft Saskia in 2019 overgedragen om meer tijd te hebben voor bestuurs-, opleidings- en onderzoekswerk. Zo is zij voorzitter en cursuscoördinator bij Dansbelang NBDO en voltooide zij aan de AHK een onderzoek naar dansend taal leren in groep 1 en 2 van het basisonderwijs. Momenteel werkt ze bij NEOS Cultuuronderwijs in Amersfoort als adviseur/projectleider kinderdagverblijven. Voor Dansdocent.nu deelt ze haar kennis en ervaring om anderen bij te scholen op het gebied van didactiek.