In de kijker: danswetenschapper Matthew Wyon

INTERVIEW | I Professor Matthew Wyon is een van de meest opvallende namen in de wereld van danswetenschap. Hij heeft zijn carrière gewijd aan het begrijpen van de fysieke eisen die aan dansers worden gesteld en het optimaliseren van trainingsmethoden, om zowel prestaties als de lengte van hun carrière te bevorderen. Hij pleit voor gestructureerde periodisering, betere blessurepreventie en meer toegankelijkheid tot danswetenschappelijk onderwijs. Rianne Peterson van Dans Veilig sprak met hem over zijn visie op de toekomst van danstraining.

Dit interview is eerder gepubliceerd op Dans Veilig, dé landelijke alliantie die werkt aan sociale veiligheid binnen de danssector.

Waar komt jouw passie voor dans vandaan?

Dat weet ik eigenlijk niet precies, op een dag ging ik gewoon naar de plaatselijke balletschool. In het begin waren er nog twee andere jongens, maar uiteindelijk bleef ik als enige over. Aangezien ik op een jongensschool zat en veel aan sport deed, wist niemand daar dat ik ook aan ballet deed. Er was zelfs een moment dat ik een carrière in de dans overwoog. Maar toen mijn cijfers elk examen lager werden begreep ik de boodschap: er was geen danscarrière voor mij weggelegd. Maar ik hield er nog steeds van, dus bleef ik verbonden met de danswereld.

Hoe ben je betrokken geraakt bij danswetenschap?

Mijn focus verschoof naar sportwetenschap en later naar de wetenschap achter dans. Tijdens mijn bachelorstudie deed ik mijn eerste onderzoek met studenten van de Rambert Dance School. Dit leidde tot verdere samenwerkingen tijdens mijn masteropleiding en later met het English National Ballet en verschillende andere gezelschappen en scholen. Ik gaf daar kracht- en conditietraining en verzorgde lezingen via One Dance UK (de Britse vakbond voor de danssector, red.)

Wat motiveerde je om dit vakgebied in te gaan?

Ik heb altijd gedacht dat dansers beter getraind konden worden. Ze leveren geweldige prestaties ondanks hun training, niet dankzij hun training. Als je kijkt naar hoe dansers trainen, zie je dat veel van wat ze doen eigenlijk een negatieve invloed heeft op hun prestaties. Hun lichaam lijkt, figuurlijk gesproken, soms met plakband aan elkaar te hangen. Ik dacht: er moet een betere manier zijn.

Je doet al geruime tijd onderzoek naar dansers. Kun je iets vertellen over je ervaringen in Nederland?

Ik doe al onderzoek naar dansers sinds ongeveer 1990. Door de jaren heen heb ik veel tijd in Nederland doorgebracht, aanvankelijk samenwerkend met Margot Rijven van de Theaterschool in Amsterdam en later met Gaby Allard bij ArtEZ, waar ik gedurende haar directieperiode (2006-2019) ongeveer tien jaar bij betrokken ben geweest.

Toen ik bij ArtEZ kwam, had ik net een artikel geschreven over het periodiseren van de opleiding in de danssector. Traditionele danseducatie volgt een strak eenjarig schema, waarbij de belangrijkste optredens de planning bepalen. Ik pleitte ervoor dat een langetermijnaanpak nodig was om de ontwikkeling van dansers te optimaliseren.

Uit ons onderzoek met One Dance UK, met name de Fit to Dance-enquêtes, zagen we de beperkingen van bestaande trainingsprogramma’s. Ik stelde een meer gestructureerde aanpak van periodisering voor, maar een school vinden die dat risico durfde te nemen, was een uitdaging. Gaby Allard, toen artistiek directeur bij ArtEZ, was de eerste die deze ideeën implementeerde. Anderen waren te bezorgd over de mogelijke gevolgen: Wat als het niet werkt? Uiteindelijk stond hun reputatie op het spel. Gaby nam een groot professioneel risico om de manier waarop dansers werden opgeleid te veranderen, en de resultaten waren opmerkelijk.

Wil je meer weten over periodisering? Lees ons interview met Gaby Allard op Dansdocent.nu!

Wat maakt periodisering zo’n essentieel onderdeel van de ontwikkeling van een danser?

In veel dansopleidingen worden voortdurend nieuwe elementen aan het curriculum toegevoegd, maar er wordt niets geschrapt. Gaby zei ooit: “Ik besteed zoveel tijd aan het selecteren van mijn dansers tijdens audities, maar vaak zijn het niet de meest getalenteerde die overleven — het zijn degenen die het gewoon volhouden.

Deze realisatie was cruciaal. Veel dansers overleven simpelweg in plaats van dat ze echt floreren, en dat is niet goed. We moesten dansers uitdagen en stimuleren zonder ze te overbelasten. Onze aanpak legde de nadruk op kwaliteit boven kwantiteit: minder lessen, maar met een grotere technische focus, vooral in de vroege jaren. In plaats van studenten te vroeg te laten optreden, concentreerden we ons op het versterken van hun basis. Naarmate ze vorderden, verschoof de focus naar creativiteit en het ontwikkelen van hun artistieke kant. Zo waren ze tegen de tijd dat ze hun laatste jaren op de opleiding bereikten, sterk en solide in hun techniek en klaar voor meer praktijkgericht, uitvoerend werk.

We zorgden er ook voor dat we de studenten bij het proces betrokken. We namen ze mee, hielpen ze de redenen achter wat we deden te begrijpen. In de academische wereld is het doel van de les altijd duidelijk – studenten werken naar ‘XYZ’. Maar in dans zeggen we vaak dingen als: ‘Voel het,’ of ‘It will come to you’. Wij hebben het anders aangepakt door ze meteen te betrekken bij het doel van de training. Zodra ze begrepen waarom we dit deden, viel alles op zijn plaats.

Hoe reageerden de docenten op deze nieuwe aanpak?

De grootste uitdaging was om de dansdocenten mee te krijgen. We vroegen hen alles op een rij te zetten waarvan ze vonden dat een danser het moest leren en dit vervolgens te prioriteren. Ook rekenden we af met het idee dat elke les fysiek uitputtend moest zijn. Er heerste de opvatting dat als dansers niet volledig uitgeput waren na een les, het geen goede les was. We veranderden dat perspectief door docenten aan te moedigen om de intensiteit te variëren.

Eén docent bij ArtEZ omarmde deze aanpak echt. Ze zei: “Vandaag focussen we alleen op tendu. Je bovenlichaam maakt me niet uit—zorg dat de uitvoering van de tendu perfect is.” Dit gaf dansers de ruimte om zich per les op één ding te concentreren en soms mochten ze zelfs eerder stoppen als ze voelden dat ze rust nodig hadden. Dit gaf ze autonomie over hun training, wat een enorme verandering was.

Na verloop van tijd zagen docenten de voordelen en durfden ze te experimenteren, omdat ze wisten dat Gaby hen daarin steunde. Het ging niet alleen om het aanleren van een reeks routines — het ging om het ontwikkelen van sterke, veelzijdige dansers die klaar waren voor de langdurige carrière. Het resultaat was dat het uitvalspercentage bij ArtEZ aanzienlijk daalde. De studenten waren sterker, gezonder en beter voorbereid op professionele carrières.

Wordt dit programma op andere dansscholen of gezelschappen gebuikt?

Ja, we hebben vergelijkbare programma’s geïmplementeerd. Zo hebben we bijvoorbeeld samengewerkt met een balletschool in Portugal die academisch onderwijs integreert met een dansopleiding. Op dit moment voeren we het in bij Elmhurst Ballet School in Birmingham om de prestaties te optimaliseren en het risico op blessures te minimaliseren.

toch is het nog niet breed geïmplementeerd door dansscholen en -gezelschappen in Nederland. Waar ligt dat aan?

De directie moet bereid zijn om dat risico te nemen. Ik denk dat Gaby haar tijd een beetje voor was. Ik geloof dat, naarmate jongere generaties met deze methoden trainen en uiteindelijk leerkracht of artistiek leider worden, we een bredere verschuiving in de danswereld zullen zien. Veranderingen hebben tijd nodig.

Denk je dat er in de danswereld voldoende bewustzijn is over juiste training en blessurepreventie?

Nee, absoluut niet. In de sport stellen nationale sportbonden gestructureerde coachingsroutes in, waardoor coaches specifieke kwalificaties moeten behalen voordat ze mogen coachen. In de dans is er echter geen gelijkwaardig systeem. Je kunt een contemporary docent worden zonder enige formele kwalificatie. Dat is zorgwekkend.

Om dit aan te pakken, hebben we in Engeland een protocol voor dansscholen en gezelschappen ontwikkeld, met focus op belangrijke gebieden zoals leskwalificaties, veiligheid, voeding en blessurepreventie. Dansscholen kunnen een bronzen, zilveren of gouden status behalen, die ze kunnen gebruiken om leerlingen aan te trekken en ouders gerust te stellen. Hoewel we dit niet kunnen afdwingen, hopen we dat scholen de waarde ervan erkennen en deze normen vrijwillig overnemen.

Tegelijkertijd is er ook behoefte aan gespecialiseerde training in dansgeneeskunde. Een paar jaar geleden bespraken Joost van Megen, Tom Brandon en ik hoe we deze kloof konden overbruggen. Tom wees erop dat de sportgeneeskunde in Nederland gerichte opleidingen biedt voor specifieke disciplines, zoals duiken, en we dachten: waarom creëren we niet iets soortgelijks voor dans? Dit leidde tot de oprichting van het European Dance Medicine Initiative (EDMI) met een tweedaagse cursus. Na een succesvolle pilot breiden we nu internationaal uit en we verwachten binnenkort cursussen in Spanje en Griekenland. Ons doel is een meer gestandaardiseerde benadering van danswetenschappen in de opleiding te ontwikkelen, door experts uit verschillende regio’s samen te brengen.

Hoe kunnen we dansgeneeskunde en danswetenschappen toegankelijker maken voor dansers?

Het begint met het integreren van wetenschappelijke kennis in een vroeg stadium van de training. Bij Birmingham Royal Ballet onderzoeken we bijvoorbeeld kwesties als energie-tekorten. Ook zorgen we ervoor dat dansers persoonlijke feedback ontvangen, zodat ze het belang ervan begrijpen. De uitdaging is om hen eerder te laten beseffen dat deze problemen ook hen beïnvloeden, zelfs als ze het nog niet merken. Hoe eerder ze dit begrijpen, hoe beter ze het in hun professionele leven kunnen toepassen. Daarom is het zo belangrijk om deze kennis onderdeel te maken van hun training. Als het normaal wordt tijdens hun opleiding, zal het normaal zijn wanneer ze de professionele wereld betreden.

Een ander belangrijk aspect is het betrekken van artistieke leiders en docenten bij Continuing Professional Development programma’s. Wanneer artistieke leiders deelnemen aan deze sessies, geeft dat een signaal aan dansers dat hun welzijn een prioriteit is. Ook zij moeten betrokken zijn, actief luisteren en samen met de dansers leren. Dit helpt om de ‘leraar als god’ mentaliteit af te breken en maakt duidelijk dat we allemaal samen leren.

Wat zou je jonge dansers adviseren als het gaat om hun fysieke en mentale gezondheid?

Danstraining draait om kwaliteit, niet om kwantiteit. Als je hard traint, moet je ook veel rusten. En bovenal: geniet ervan! Het moet leuk zijn. Als je er geen plezier meer aan beleeft, is het goed om jezelf af te vragen of je ermee door wilt gaan.

Samenvatting

Ben je een dansdocent of (artistiek) leider? Hier zijn de belangrijkste punten voor het toepassen van danswetenschap om de ontwikkeling van dansers te optimaliseren.

  • Gestructureerde Periodisatie: stap af van het vaste jaarlijkse schema en kies voor een langetermijnbenadering van training, waarbij de focus eerst ligt op het opbouwen van een sterk technisch fundament, voordat de nadruk op optredens komt te liggen.

  • Kwaliteit boven kwantiteit: verminder overbelasting door te focussen op gerichte, kwalitatieve training in plaats van het aantal lesuren te verhogen.

  • Effectieve lesmethoden: niet elke les hoeft uitputtend te zijn – varieer de intensiteit en verdeel bewegingen in stappen voor een diepere en effectievere beheersing van de techniek.

  • Geef dansers meer eigenaarschap: communiceer duidelijk de doelstellingen van de training en moedig dansers aan zelf verantwoordelijkheid te nemen voor hun werkbelasting en herstel.

  • Blessurepreventie en welzijn: integreer de principes van danswetenschap om de levensduur te bevorderen en blessures te verminderen.

  • Professionele ontwikkeling: artistieke leiders en docenten moeten deelnemen aan doorlopende educatie, wat bijdraagt aan een cultuur van continu leren en groei.

  • Culturele verandering: duurzame verandering in de dansopleiding vraagt om leiders die bereid zijn traditionele methoden uit te dagen en evidence-based benaderingen te omarmen.

Meer weten?


IN DE SPOTLIGHT

Dansdocent ben je omdat het je passie is, maar wat meer respect en erkenning zou ook fijn zijn. Toch? Daarom interviewen wij regelmatig leden van Dansdocent.nu om hen in de schijnwerpers te zetten en de aandacht te geven die zij verdienen. We vragen hen waarom ze dansdocent zijn geworden, hoe ze het ervaren en wat ze nog zouden willen meemaken. Ook interviewen we regelmatig vooraanstaande en populaire dansdocenten. Laat je inspireren door deze mooie mensen!

Dans Veilig

Dit interview is afgenomen door Rianne Peterson, projectmedeweker bij Dans Veilig.

Dans Veilig is opgericht als Alliantie om samen met partners, betrokken organisaties, dansers en experts te werken aan sociale veiligheid binnen de danssector. De Alliantie kwam in 2023 tot stand na de publicatie van het Verinorm-onderzoek Schaduwdansen, waarin grensoverschrijdend gedrag in de danssector werd onderzocht. Naar aanleiding van de resultaten en aanbevelingen uit dit rapport hebben diverse partijen hun krachten gebundeld om opvolging te geven aan de aanbevelingen.