Waarom danst de mens? Jacqueline's inzichten uit het boek ‘Dancing in the Streets’

Onze hoofdredacteur: Jacqueline de Kuijper. Fotograaf: Ezme Hetharia.

INTERNATIONAAL DANSONDERZOEK | Waarom danst de mens? En waarom wordt dansen in bepaalde culturen verboden? Het zijn vragen die hoofdredacteur Jacqueline de Kuijper al jaren bezig houden. Deze zomer ontdekte ze enkele antwoorden tijdens het lezen van Dancing in the Streets van Barbara Ehrenreich, een fascinerend boek over de geschiedenis van ‘ecstatic dance’. Lees in het eerste deel van dit artikel wat Jacqueline heeft ontdekt over waarom mensen dansten in de prehistorie, oudheid en middeleeuwen - én waarom dansen een wondermiddel is tegen depressie.  

Waarom danst de mens?

Wist je dat dans een wondermiddel tegen depressie is? Dat hoorde ik toen ik dit voorjaar luisterde naar de podcast ‘Dans, extase en heling’. Hierin bespreekt de Vlaamse theoloog Jonas Staats welke inzichten hij opdeed toen hij het boek Dancing in the Streets: A History of Collective Joy las, van de Amerikaanse onderzoeksjournalist Barbara Ehrenreich. Dat wekte mijn interesse! Ik kocht het boek gelijk (slechts € 12,95 op Bol.com). Tijdens mijn zomervakantie begon ik het boek te lezen en ik kon het niet meer wegleggen! Graag deel ik met jullie welke inzichten ik zelf opdeed.  

Dancing in the Streets plaatste de geschiedenis van dans (in Europa en de Verenigde Staten) voor mij in een heel nieuw licht. Mijn studieboeken behandelen met name de geschiedenis van toneeldans vanaf de zeventiende eeuw. Ehrenreich bespreekt daarentegen de geschiedenis van ‘ecstatic dance’ van de prehistorie tot aan de twintigste eeuw. Ze doelt daarmee op rituele dansen, volksdansen en carnaval. Oftewel, groepsdansen waarbij men (meestal) in een cirkel danst en in een trance raakt, of die in ieder geval veel vreugde teweegbrengen. Niet te verwarren met wat men nu onder de trend ecstatic dance verstaat.

Het boek komt uit 2006 en ik wou dat ik het veel eerder gelezen had. Ehrenreich geeft namelijk antwoord op vragen die mij al jaren bezighouden. Zoals ‘Waarom danst de mens?’ en ‘Waarom wordt dansen in bepaalde culturen verboden?’ In dit artikel ga ik in op die eerste vraag en neem jullie daarbij mee op reis naar de prehistorie, de oudheid én de middeleeuwen. Want het is niet zo moeilijk extatische dansrituelen in te passen in ons beeld van de ‘primitieve’ oertijd en de mythes, sagen en toneelstukken uit de Griekse oudheid. Maar extatische dans is ook dichterbij huis te vinden, bijvoorbeeld in de geschiedenis van het christendom. En daarvan had ik voor het lezen van dit boek echt geen idee!

Samen sterk

Waarschijnlijk ben je wel bekend met prehistorische rotstekeningen van wilde dieren en jachttaferelen. Maar wist je dat wanneer de mens tienduizend jaar geleden zichzelf afbeeldde, deze figuren vrijwel altijd samen dansen? Zo zijn er honderden rotstekeningen ontdekt van dansende mensen, maar geen enkele van, bijvoorbeeld, pratende mensen. Dus voordat mensen een (geschreven) taal hadden, dansten zij met elkaar en zagen zij dansen als een activiteit die belangrijk genoeg was om op steen vast te leggen! 

Archeoloog Yosef Garfinkel analyseert en beschrijft wel vierhonderd van zulke afbeeldingen uit Oost-Europa en het Midden-Oosten in het boek Dancing at the Dawn of Agriculture (2003), dat Ehrenreich als bron heeft gebruikt. Op deze afbeeldingen zijn stokfiguren en silhouetten te zien die hun armen boven hun hoofd houden, of elkaars handen vasthouden in een cirkel. Soms hebben ze één been opgetild of maken ze een sprong. Verder dragen ze vaak maskers in de vorm van dierenhoofden, of kostuums van dierenhuiden. En soms zwaaien ze met takken of stokken. De duidelijkste indicatie van beweging in deze simplistische tekeningen is het haar van deze figuren, dat los gedragen wordt en vaak omhoog reikt, alsof de figuren aan het springen of draaien zijn of met hun hoofd schudden. 

Neolithic rock paintings of dancing people at the Tassili n ‘Ajjer National Park in Algeria.

Maar waarom danste de prehistorische mens? Veel antropologen, zoals Robin Dunbar, denken dat de evolutionaire functie van dans was om grote groepen mensen (circa 150) in staat te stellen vreedzaam samen te leven. Voordat de mens taal ontwikkelde - en daarna - zou het dans (en muziek en aanraking) zijn geweest dat mensen op een emotioneel niveau met hun groepsgenoten verbond. Recent bewijs voor deze hypothese (gepubliceerd na het verschijnen van Dancing in the Streets) komt van Bronwyn Tarr (zie ook dit artikel). Zij ontdekte dat dansen in groepen het meest leidt tot prosociale gevoelens jegens mede-dansers en gevoelens van geluk wanneer het dansen synchroon én intensief is. Maar ook enkel samen synchroon of intensief dansen verbetert al de onderlinge verbondenheid.

Het samenleven in grote groepen zou dan weer als voordeel hebben dat mensen zich samen beter konden beschermen tegen aanvallen van wilde dieren of andere stammen dan alleen. Zo speculeert Ehrenreich dat samen synchroon bewegen (dansen) wel eens nuttig zou kunnen zijn geweest tijdens de jacht op grote dieren als bisons en mammoeten, omdat een groep mensen door als één organisme te bewegen zélf op een groot angstaanjagend dier gaat lijken. Ze stelt zich voor dat zulke succesverhalen ‘s avonds bij het kampvuur werden nagedanst, om de andere stamleden te leren hoe zij zich konden verdedigen. Dat zou ook kunnen verklaren waarom de figuren op de rotstekeningen vaak dierenmaskers en dierenhuiden dragen. 

Gunsten van de goden

Een andere theorie is dat de prehistorische mens geloofde in een natuur vol goden en geesten. Net als stammen en volkeren uit onze tijd, zoals de Aboriginals uit Australië en de San uit het zuiden van Afrika. Sjamanen (medicijnmannen) zouden via trance en visioenen tijdelijk contact maken met deze geesten en hun om gunsten of informatie vragen. Om in trance te komen worden gifstoffen gebruikt als tabak of andere hallucinogenen, maar ook dansen of dreunende trommels, vasten of meditatie. De prehistorische rotstekeningen zouden volgens deze theorie het werk zijn van zulke sjamanen, die hun visioenen vastlegden in stippen en abstracte patronen, en daarnaast in beelden van mensen en dieren (Hielkema, 2001; Tercatin, 2020). 

Honderden Afrikaanse volken hebben sjamanen of traditionele genezers, met hun eigen ceremonies en spirituele rituelen. Het multimedia project ‘Spirits of Africa’ van de Nederlandse filmmaker Ton van der Lee legt dit culturele erfgoed vast. De eerste film gaat over de San in Botswana.

Ehrenreich spreekt zelf niet over ‘contact maken met de goden’ als doel om te dansen van de prehistorische mens, maar wél in de context van de oudheid. De Grieken dansten bij allerlei festiviteiten en dans was een veel voorkomend onderwerp van hun kunstuitingen. Veel vazen werden gesierd door dansende figuren, en in de eerste tragedies (toneelvoorstellingen) zong en danste een chorus (een groep mannen gekleed in geitenhuiden) voor de god Dionysos. Hij werd vereerd om het pure plezier dat het dansen teweegbracht. Een andere god in wiens eer veel gedanst werd was Artemis; de godin van de jacht, (zwangere) vrouwen en de maan. Voor de god Dionysos was extatisch dansen echter niet slechts een optie, maar een vereiste. 

Dionysos was de god van de wijn en van de orgeia: nachtelijke rituelen in het bos. Het meest bekende ritueel is de oreibasia, een winterdans die eens per twee jaar plaatsvond. Daarvoor kleedden vrouwen zich in reebruine huiden, dansten zij zichzelf in een trance en jaagden ze (met blote handen en stokken en stenen) op wilde dieren, die ze vervolgens verscheurden en rauw opaten. Verder zouden zij tijdens het dansen hun losse haren heen en weer gooien, en door de lucht zwaaien met stokken waar denneappels op gespietst waren. Het Griekse woord voor trance is trouwens ‘enthousiasmos’, wat letterlijk betekent ‘de god in zichzelf hebben’. 

Kijken vanaf 1:12.

De oreibasia is mogelijk gebaseerd op oudere non-religieuze gemeenschappelijke jachtrituelen, maar het ritueel - én de god Dionysos - zou ook geïnspireerd kunnen zijn op orpheotelestae, een soort medicijnmannen. Zo vroeg als vijf eeuwen voor Christus reisden er al charismatische mannen rond die aanboden mensen te genezen, ook van mentale aandoeningen, door in een cirkel rond de zieke heen te dansen. Deze werd vervolgens uitgenodigd om mee te doen en middels dans in extase te komen, en in weze van diens waanzin af te komen juist door tijdelijk ‘gek’ te worden. Deze orpheotelestae waren waarschijnlijk zowel muzikant, danser als priester.

Dansen ter ere van God

Mogelijk is niet alleen Dionysos een versie van deze rondreizende mannen, maar ook Jezus... Ehrenreich wijdt in ieder geval een heel hoofdstuk aan de overeenkomsten tussen Dionysos en Jezus, en aan de wijdverspreidheid van Dionysische sektes ten tijde van Jezus. Zou dansen dan ook een belangrijk element van het vroege christendom zijn geweest, vraagt Ehrenreich zich af. Maar over hoe de allereerste christenen exact hun religie beleefden is helaas weinig bekend. Waarschijnlijk aten ze samen, dronken ze wijn, zongen ze en dansten ze. En het eerste initiatieritueel van de christenen was een cirkeldans rondom het altaar. 

Of ze tijdens het dansen ook extase beleefden is niet zeker, maar er zijn wel indicaties van. Zo schrijft de apostel Paul in de eerste eeuw na Christus dat vrouwen hun hoofd moeten bedekken en hun haar niet langer los mogen dragen in de kerk, wat gebruikelijk was bij extatisch dansen. En in die tijd zouden christenen ook in tongen spreken, een symptoom van het in een trance zijn en gevuld zijn met een/de geest. Maar Paul wilde het christendom respectabel maken voor de Romeinen, voor wie het christendom aanvankelijk één van de vele extatische religies was die zij in hun rijk tolereerden dan wel verboden. Daarom sprak hij zich uit tegen extatische spirituele tradities zoals dansen en in het in tongen spreken.

In de eerste vijf eeuwen na Christus werd het dansen verboden, waardoor het christendom geaccepteerd door de (Romeinse) elites. Desondanks bleef het christendom lange tijd een gedanste religie van het volk. Wist je bijvoorbeeld dat er pas in de achttiende eeuw kerkbanken in de kerken werden neergezet? In de middeleeuwen waren kerken blijkbaar open ruimtes waar men vrij rondliep en samen kwam om te zingen, dansen, sporten, spelletjes te spelen en toneelvoorstellingen te kijken. Zelfs de plaatselijke priesters vonden het leuk om mee te dansen, al waren hun meerderen daar minder enthousiast over. Verder is bekend dat monniken en nonnen indertijd dansten tijdens hun initiatieritueel. En gedurende een dodenwacht dansten de rouwende vrienden en familieleden de nacht door op het kerkhof, om het graf heen. 

In de middeleeuwen geloofden christenen dat de hemel gevuld was met dansende engelen. Hier te zien in het schilderij ‘Het laatste oordeel’ van de Italiaanse schilder Fra Angelico’s. Bron: Wikimedia.

In een nieuw boek, Ringleaders of Redemption: How Medieval Dance Became Sacred (2021), legt Kathryn Dickason uitgebreid uit waarom de houding van de Katholieke Kerk tegenover dans ambivalent was - én dat dans vanaf de negende eeuw weer een spirituele functie kreeg. In het kort: dans was niet per se goed of slecht. Of het dansen zondig of heilig was, was afhankelijk van wie danste, waarom gedanst werd, en waar en wanneer, en hoe men gekleed was en bewoog. Wanneer er gedanst werd op een vrome manier en ter ere van God (of een heilige), in reactie op het ontvangen van de gratie van God, dan had dansen een heilig karakter. Denk aan religieuze processies waarbij men drie stappen vooruit zet en één stap terug. Men raakte van zo’n beheerste ‘dans’ weliswaar niet in een trance, maar de dans zelf was een uitdrukking van hun vreugdevolle verbinding met god.

Vanaf de twaalfde eeuw werd er volgens Ehrenreich steeds strenger gehandhaafd en werd het dansen in de kerk verboden (volgens Dickason gebeurde dit vanaf de zestiende eeuw). Maar het dansen verdween niet helemaal. De leiders van de Katholieke Kerk moeten hebben ingezien dat het volledig verbieden van dans tot grote protesten zou leiden, dus bedachten ze een compromis. De feesten die voorheen binnen de kerk werden gevierd, vonden voortaan buiten de kerk plaats: op straat. Daar mocht het volk zich op feestdagen tegoed doen aan dansen, drinken, spelletjes, etc. Sterker nog, op feestdagen mocht er niet gewerkt worden en zulke dagen waarop heiligen vereerd werden waren er in de middeleeuwen veel. In Frankrijk was in de vijftiende eeuw één op de vier dagen een officiële feestdag! Daarnaast boden bruiloften en dorpsfeesten nog eens extra gelegenheid om te dansen. 

Dans op boerenbruiloft, Pieter van der Heyden, naar Pieter Bruegel (I), 1570 - 1601. Bron: Rijksmuseum.

Dus ondanks dat de Middeleeuwen bij velen bekend staat als een donkere en angstige tijd, bestond het leven in de dertiende tot vijftiende eeuw eigenlijk uit één groot outdoor festival. Maar zonder een spirituele en religieuze climax (de trance), eindigde het feestende volk vaker dronken of in een gevecht of opstand. En zo hadden de elites nog meer reden om neer te kijken op - én bang te zijn van - zulke dansende en feestvierende menigtes. Vanaf de vijftiende eeuw, met de komst van de Reformatie en het Calvinisme, werd langzaam maar zeker ook dansen buiten de kerk verboden. Maar zoals met veel dingen werd de waarde van dans pas echt duidelijk toen het niet meer mocht… 

Een wondermiddel tegen depressie

Op het verbod op dansen volgde een epidemie aan ‘melancholie’. Ofwel, depressie. Eerst in Engeland in de zeventiende eeuw, en een eeuw later in heel Europa. Toeval? Ehrenreich denkt van niet. Volgens haar heeft niemand eerder gekeken naar een historische oorzaak van het groeiende aantal mensen die lijden aan depressie. Maar zelf denkt ze dat de epidemie is ontstaan door een afname in het aantal mogelijkheden om vreugde en extase te ervaren, zoals dansen tijdens carnaval en op andere (religieuze) feestdagen. 

Of, als het verbieden van dans niet direct leidde tot depressie, dan had men op zijn minst een effectief medicijn verboden. Verschillende artsen in de zeventiende en achttiende eeuw schreven bijvoorbeeld sport, spel, muziek en dans voor ter behandeling van deze ziekte. Mogelijk is deze context ook de reden voor het ontstaan van, of het behoud van, de Italiaanse dans de Tarantella. De dans werd officieel gezien als tegengif op een spinnenbeet, maar was in werkelijkheid een remedie voor depressie - een fenomeen dat uitgebreid beschreven wordt in het boek Dancing with Spiders (Lüdtke, 2009). Door de dans een medische functie te geven, kon het religieuze verbod op dansen omzeild worden.

Zelf heb ik een depressie (of burn-out) gehad toen ik 22 jaar was en afstudeerde van mijn bachelor. Intuïtief voelde ik aan dat dansen mij zou helpen, en dus ging ik ‘s nachts als ik niet kon slapen wel eens dansen tot ik erbij neerviel van vermoeidheid. Maar hoe bevrijdend en fijn dat in het moment ook was, écht helpen tegen de depressie deed het niet. Nu, kijkend naar de rotstekeningen in Dancing at the Dawn of Agriculture en denkend aan de inzichten uit Dancing in the Streets, besef ik wat er toen tijdens mijn nachtelijke dansrituelen ontbrak: de gemeenschap. Dansen om te genezen doe je samen! 

Bronnen

De informatie in dit artikel komt uit het boek Dancing in the Streets, tenzij anders aangegeven. 


INTERNATIONAAL DANSONDERZOEK

In de rubriek ‘Internationaal Dansonderzoek’ scheiden we fabels van feiten. We nemen een kijkje in de wereld van danswetenschap en gaan in gesprek met de onderzoekers over hun bevindingen: Waarom hebben ze dit onderzoek gedaan? Wat hebben zij ontdekt? En wat hebben dansers of dansdocenten aan die inzichten? Zo zorgen wij ervoor dat de meest relevante danswetenschappelijke kennis het werkveld daadwerkelijk bereikt.

Jacqueline de Kuijper

Danswetenschapper Jacqueline de Kuijper is de oprichter en hoofdredacteur van Dansdocent.nu. Ze studeerde danswetenschappen aan Mills College in Californië. Tijdens haar bachelor aan University College Utrecht studeerde ze theaterwetenschappen, kunstgeschiedenis en psychologie. Haar scherpe pen en onderzoekende geest zet ze sinds 2019 in om dansdocenten te inspireren. Naast het aansturen van de andere redacteuren, is ze verantwoordelijk voor de rubrieken ‘Bijscholing & Omscholing’ en ‘Internationaal Dansonderzoek’.