De dansdocent als ambassadeur van de dans. Realistisch of idealistisch?

Rozemarijn Schouwenaar. Fotograaf: Lilian van Rooij.

DANSONDERZOEK | Wat is jouw ideaalbeeld van jouw werk? Welke plannen en dromen heb jij voor de toekomst? Die vragen stelde Rozemarijn Schouwenaar de afgelopen paar jaar aan allerlei dansprofessionals in Nederland, waaronder veel dansdocenten. Als werkveldspecialist was zij door Nederlandse Dansdagen gevraagd mee te werken aan een beleidsadvies voor het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Voor dit artikel ging hoofdredacteur Jacqueline in gesprek met Rozemarijn over haar bevindingen en adviezen voor dansdocenten.

Call to Action

Nederlandse Dansdagen (ND) presenteerde op 8 februari 2023 namens de danssector en hun partners de gezamenlijke Call to Action: nieuwe fase in de Nederlandse dans 2025-2028. Het document werd toen tevens overhandigd aan de Staatssecretaris Cultuur en Media, op dat moment Gunay Uslu. In dit verslag wordt beschreven wat de knelpunten in de danssector zijn en worden duurzame oplossingen voorgelegd, in aanloop naar de beleidsperiode 2025-2028. Het doel? De Nederlandse dans in al zijn verscheidenheid en waarde behouden én de impact ervan op het leven van alle Nederlanders vergroten. Van jong tot oud, van liefhebber tot professional, van toeschouwer tot deelnemer. 

Anderhalf jaar heeft ND gewerkt aan deze Call to Action, met daarin beleidsadviezen voor het ministerie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Dat deden ze samen met een grote afvaardiging van de danssector, afkomstig uit zeven subsectoren: educatie en participatie, jeugddansgezelschappen, dansvakonderwijs, onafhankelijke makers, urban/hiphop, structureel gesubsidieerde dansgezelschappen, en talentontwikkeling. Per subsector waren er één of twee mensen aangesteld om onderzoek te doen binnen hun deel van het werkveld. Bijvoorbeeld door met professionals in gesprek te gaan over waar zij tegenaan lopen bij het uitvoeren van hun werk en wat zij nodig hebben, of welke verbeterpunten zij zien.

Wetende hoe omvangrijk dit onderzoeksproces is geweest en hoeveel mensen erbij waren betrokken, stelde ik het lezen van dit rapport maandenlang uit. Ik verwachtte namelijk een lang en ambtelijk verslag. Maar wat blijkt? Het is een heel toegankelijk en behapbaar document van dertig pagina’s dat ik in een uurtje las! Neem dus vooral ook zelf de moeite om het te lezen en beter te weten wat er speelt in de sector. 

Eigenlijk is het logisch dat deze Call to Action een overzichtelijk en vlot geschreven document is. Het is namelijk in de eerste plaats bedoeld als beknopt advies voor het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, zodat zij beter beleid kunnen maken. Dat advies moet dus begrijpelijk zijn voor mensen die weinig kennis hebben van alle ins and outs van de danssector, en het moet hen met weinig woorden kunnen overtuigen. Die focus op beleid lees je er ook in terug, want het gaat in het rapport vaak over waar meer geld heen zou moeten of hoe die geldstromen zouden moeten lopen. Zo moet volgens het advies het fijnmazige Nederlandse stelsel van subsidies en regelingen op de schop, omdat het onvoldoende toekomstbestendig en flexibel is. In het adviesrapport worden dan ook enkele alternatieven beschreven.

Daarnaast is het rapport óók bedoeld voor iedereen die werkzaam is in de danssector! Zodat zij zelf eveneens met de actiepunten aan de slag kunnen gaan. Er zijn actiepunten opgesteld per subsector, maar in de Call to Action staan ook overkoepelende adviezen. 

Zo is een van de aanbevelingen dat er ‘hubs voor dans’ komen. Dat zijn plekken, in een lokale of regionale omgeving, waar verschillende partijen uit de danssector met elkaar samenwerken. Zoals het toekomstige Danshuis dat in Rotterdam gebouwd gaat worden, waar de verschillende grote en kleine Rotterdamse dansgezelschappen gevestigd zullen worden. Met als doel dat professionele dansers en amateurs in alle dansstijlen elkaar zullen tegenkomen. De samenwerkingen die ontstaan in zo’n hub zouden de lokale publieksbinding vergroten en een duurzame vorm van talentontwikkeling mogelijk maken.

Educatie & Participatie

De subsector educatie en participatie werden onderzocht door Rozemarijn Schouwenaar (Landelijk Kennisinstituut Cultuureducatie en Amateurkunst) en Daniëlle Bouwmeester (Expertgroup Dans, LAB dans ArtEZ). Met educatie wordt bedoeld doelbewust leren over dans door gerichte instructie, via zowel binnen- als buitenschoolse danseducatie. En met participatie wordt bedoeld dansbeoefening in de vrije tijd, ook wel ‘amateurkunst’ genoemd. Voor hun deel van het onderzoek organiseerden Rozemarijn en Daniëlle meerdere groepsgesprekken met het werkveld, waarbij ze met dansprofessionals, (amateur)gezelschappen en dansvakopleidingen praatten over de knelpunten, en brainstormden over mogelijke oplossingen. Daarnaast sprak Rozemarijn, als vertegenwoordiger van de subsector participatie, met vakvereniging Dansbelang, Dansondernemers Nederland, Danspunt en andere experts verspreid over Nederland.

Ik werk al 23 jaar bij het Landelijk Kenniscentrum voor Cultuureducatie en Amateurkunst als specialist cultuureducatie. De eerste twaalf jaar op het gebied van participatie en dans. Daarna op het gebied van Urban Arts. En nu, sinds zeven jaar, op het gebied van mbo-onderwijs en cultuureducatie. Met het LKCA hebben wij de complexe taak om kunst toegankelijk te maken voor heel Nederland. Sinds de bezuinigingen in 2012 houden we ons bezig met de maatschappelijke waarde van kunst en cultuur, zowel binnen- als buitenschools. In verbinding met andere sectoren zoals Zorg en Welzijn, en met thema’s als inclusie en kansengelijkheid. De experts per kunstdiscipline, zoals ik was voor dans, zijn toen verdwenen. Maar waar ik kan blijf ik lobbyen voor de danssector. Zoals nu in de Call to Action.
— Rozemarijn Schouwenaar

Voor dit artikel ging ik met Rozemarijn in gesprek over de punten uit het rapport die mij het meest opvielen, met name met betrekking tot de subsector participatie. Zoals het imagoprobleem van dans. En de oproep dat dansdocenten zich meer als ambassadeur van dans zouden moeten opstellen.

Imagoprobleem

Wat me opvalt in het rapport, is dat er meerdere keren wordt vermeld dat dans een imagoprobleem heeft. Zo heeft dans in het onderwijs niet dezelfde status en inpassing als beeldende kunst en muziek dat hebben. Ondanks alle raakvlakken met andere schoolvakken, vindt dans geen structurele plek in het onderwijs. Het is ook onduidelijk wie de kwaliteit bewaakt van dans in het onderwijs. De reden hiervoor is dat leerkrachten, cultuurcoördinatoren en schooldirecteuren niet voldoende bekend zijn met de diversiteit van dans. Door die gebrekkige kennis blijven vooroordelen en stereotypen over dans bestaan, en kunnen leerkrachten de waarde van dans in het onderwijs moeilijk inschatten. Daardoor is danseducatie vaak een extraatje in plaats van een vast onderdeel van het curriculum en investeren schooldirecties niet structureel in dans. 

Het beeld van dans is vaak nog clichématig: even leuk, lekker bewegen, daar houden kinderen van. Dans is als leergebied in het primair onderwijs maar mondjesmaat zichtbaar in de (online) beschikbare methodes. En in het voortgezet onderwijs is er weinig bekendheid met dans als regulier examenvak in het vmbo, havo en vwo. Daarmee blijft het vakgebied dans aan de zijlijn staan in het onderwijs. Om hiermee te breken is het noodzakelijk dat vakdocenten zich gaan opstellen als ambassadeurs voor dans. Tegelijkertijd vraagt een intensieve samenwerking met het onderwijs om nieuwe ideeën en organisatievormen.
— Uit: Call to Action / Educatie & Participatie, p. 9

Van dit imagoprobleem in het onderwijs was ik al op de hoogte. Onze redacteuren Maud Tielemans en Lynn Kosakoy geven allebei namelijk dansworkshops op pabo-opleidingen, zodat de nieuwe generatie leerkrachten wél op de hoogte is van de kracht van dans omdat ze die zelf hebben ervaren. Daarover schreef Lynn voor Dansdocent.nu het volgende artikel: ‘Danseducatie in de maatschappij: op weg naar een duurzame verbinding’ (2022). Hierin beschrijft ze dat veel pabo-studenten denken dat ze niet kunnen dansen en daarom niet in dans geïnteresseerd zijn. Noch voor zichzelf, noch voor hun leerlingen. En wanneer een dansdocent wel welkom is op een basisschool, bemoeien de leerkrachten zich te veel met de les. Maar doordat hun eigen ideeën over dans beperkt zijn, beperken ze onbewust ook de bewegingsvrijheid van de leerlingen met hun misplaatste feedback. Denk aan een opmerking als: “Je doet het niet goed, zie je? De dansjuf en andere kindjes hinkelen op hun rechterbeen en jij op links.” Terwijl de opdracht van de dansdocent die vrijheid juist biedt.

Een verbetering van het imago van (amateur)dans is noodzakelijk. De sector is zeer divers en inclusief, met ruimte voor iedereen om mee te doen. Toch is lang niet iedereen in Nederland zich bewust van deze rijkdom. De sector zelf is ook verdeeld over het ideale imago van de amateurdans. Het is nodig dat dansondernemers en dansprofessionals samen een nieuw imago formuleren en actief uitdragen.
— Uit: Call to Action / Educatie & Participatie, p. 13.

Ook in de amateurdans heerst er volgens het rapport nog steeds een imagoprobleem. Veel mensen zouden zich niet bewust zijn van de diversiteit aan dansstijlen die er bestaan. En dát verbaasde me eigenlijk enorm! Want wie interesse heeft in dans, is tegenwoordig via het internet met een paar klikken in een andere danswereld. Toen ik 18 jaar was en niet kon kiezen welke (dans)studie ik wilde doen, bestonden YouTube en Facebook nog maar net en was Instagram er nog niet. Toen liep ik zelf tegen dat imagoprobleem aan. Het beeld dat ik had van dans was gevormd door de lessen die ik had gevolgd, de docenten die ik had gehad, en wat de NPO aan dansprogramma’s uitzond. Ik kende ballet, jazz, moderne dans en streetdance, maar ik had bijvoorbeeld totaal geen idee van diversiteit van de hiphop scene. Terwijl juist dat de dansers zijn die nu op Instagram grote populariteit genieten en mij inspireren.

Dus hoe kunnen wij, als dansdocenten, laten zien hoe divers dans is? En hoe maatschappelijk geëngageerd veel dansprofessionals zijn? Zijn we daar zelf eigenlijk wel voldoende van op de hoogte? Hoe kunnen we kracht en meerwaarde van dans beter zichtbaar maken? Wat zijn onze gedeelde waarden? En welke woorden geven we daaraan zodat mensen die niet zo bekend zijn met dans het ook begrijpen? 

Dance advocacy

Ook in de andere subsectoren wordt trouwens geklaagd dat dans te weinig publieke waardering kent, zo blijkt uit de Call to Action. Hierdoor is fair pay lastig te realiseren. Er is bijvoorbeeld weinig financiering voor onafhankelijke makers, en de bestaande financiering is niet altijd toegankelijk omdat de voorwaarden van de fondsen niet aansluiten op de geleefde praktijk van de makers. Verder moeten jeugddansgezelschappen zich aan de cao Toneel en Dans houden, terwijl ze minder publieksinkomsten hebben doordat de prijskaartjes voor jeugdvoorstellingen een stuk lager zijn. En bij audities voor dansopleidingen moeten Nederlandse dansers de strijd aan gaan met dansers uit het buitenland, die vaak al op veel jongere leeftijd intensief zijn gaan trainen. Omdat dans daar wel als legitiem beroep wordt gezien en hier vaak nog als hobby.

Er moet een bureau komen voor de bevordering van dans in de maatschappij, als mogelijke schakel tussen het dansveld, theaters, de samenleving, media en sectoren zoals het onderwijs en de zorg. We zien soortgelijke organisaties in landen om ons heen waar dans met veel succes sterker verbonden wordt aan de alledaagse realiteit. Een dergelijke netwerkachtige organisatie kan ook in Nederland veel opleveren om de waarde van dans sterker te verankeren in onze samenleving, en zo het publiek te verbreden en te diversifiëren.
— Uit: Call to Action / Onafhankelijke makers, p 21.

Van deze voorgestelde oplossing zie ik wel het nut in. Al denk ik niet dat er per se een nieuwe organisatie opgetuigd hoeft te worden, maar dat er (weer) meer geld moet gaan naar de organisaties die er al zijn. Zoals het LKCA, waar Rozemarijn al 23 jaar werkt. Zo’n tien jaar geleden ging ik naar een van hun laatste conferenties voor dansdocenten, die ik heel interessant vond en die goed bezocht werd. Zo groots kunnen ze het nu helaas niet meer aanpakken; veel van de activiteiten zijn klein, online en niet dans-specifiek maar cultuureducatie breed. Tijdens ons gesprek vertelt Rozemarijn wat ze allemaal voor de danssector heeft gedaan (te veel om allemaal op te noemen!) en welke impact het verdwijnen van haar functie als ‘expert dans’ heeft gehad.

Door de bezuinigingen in 2012 konden we steeds minder aandacht schenken aan de artistieke ontwikkeling van dansdocenten en aan wat zij nodig hebben aan kennis, onderzoek en ondersteuning. Dan heb ik het met name over de zzp’ers die niet op een opleiding werken of bij een goed georganiseerde commerciële dansschool. Vóór de bezuinigingen waren we landelijk met dans bezig: we hadden een team van circa vijf dansexperts én we hadden twaalf collega’s verspreid door het land, één dansconsulent in iedere provincie. Dus we reisden het hele land rond om met deze partners mooie dingen op te zetten. Wij focusten ons bovendien toen al, als een van de eersten, op dans met ouderen, inclusie en hiphop. Doordat we ons zo intensief op dans mochten focussen hebben we een hele mooie bloeiperiode gekend. Ik mocht allerlei conferenties bezoeken in binnen- en buitenland en heb samen met Sanne Fokkens drie onderzoeken opgezet in Engeland. En die mensen hebben we weer naar Nederland gehaald voor een expertmeeting op Codarts. Dus er vond echt veel kennisdeling plaats tussen alle partners!
— Rozemarijn Schouwenaar

Het lijkt mij dus een goed begin als het LKCA (destijds Kunstfactor) opnieuw experts per vakgebied mag aanstellen die de belangen van hun sector mogen behartigen, zoals Rozemarijn jarenlang heeft gedaan voor de danssector. Want ik merk dat niet alle dansdocenten geïnteresseerd in de hele breedte van ‘kunsteducatie’ of 'cultuureducatie, net zoals veel dansers niet in alle verschillende dansstijlen geïnteresseerd zijn. Dus juist door evenementen te organiseren over danseducatie specifiek ontstaat er denk ik meer animo en betrokkenheid. Verder zijn er al verschillende vakverenigingen en vakbladen in de danssector/podiumkunsten die de belangen van hun leden en van dans in het algemeen behartigen. Maar die hebben relatief weinig leden en kunnen vaak geen aanspraak maken op subsidie. En een gebrek aan inkomsten betekent helaas ook een gebrek aan slagkracht! 

Dus komt het toch weer aan op geld en geldstromen, want van vrijwilligers kan je geen eindeloze inzet verwachten. Maar Rozemarijn ziet het niet gebeuren dat het LKCA ooit nog dansexperts zal aanstellen, omdat op landelijk niveau al jaren wordt bezuinigd op kunst en cultuur. Zelf vindt ze het voorstel van de regionale danshubs realistischer. Verder ziet ze dat juist door de bezuinigingen andere mensen die taak, om die verbindende factor te zijn, op zich zijn gaan nemen.

Ik heb er best moeite mee gehad dat ik mij na twaalf jaar ineens niet meer uitsluitend op de danssector mocht richten. Maar vanuit mijn huidige functie probeer ik me nog steeds zoveel mogelijk voor de danssector in te zetten. Tegelijkertijd zie ik ook wel dat in het werkveld andere dansondernemers opstaan die aan landelijke kennisdeling doen. Zoals Lenneke Gentle destijds met de Facebookgroep Danspiratie, en jij met Dansdocent.nu. Ook de dansopleidingen kregen destijds vanuit OCW de taak om meer kennis te delen met hun afgestudeerden. Dus ik zag wel dat, misschien juist door die crisis in 2012, andere experts, opleidingen en organisaties actiever hun kennis gingen delen. In de hiphop scene zie ik dat ook! En als ik bij de Nederlandse Dansdagen zit en de diversiteit zie aan danstalenten die zij een podium bieden tijdens het Gala, dan kan ik haast wel janken van blijdschap. Dan denk ik: het is gelukt! Ja, ik ben echt super trots.
— Rozemarijn Schouwenaar

De dansdocent als ambassadeur

Dansdocenten zouden zelf meer een rol in kunnen gaan spelen in het behartigen van de belangen van de danssector en het bestrijden van het imagoprobleem. Dat is een van de adviezen die Rozemarijn en Danielle opschreven in het rapport, dat dansdocenten zichzelf meer als ambassadeur van de dans moeten gaan zien. Ook hierover ging ik met Rozemarijn in gesprek. Want hoe zou dat er dan uit kunnen zien? Wat houdt dat ambassadeurschap in? Wat zou een dansdocent nog meer kunnen doen? En is dat wel een realistische verwachting? Omdat veel dansdocenten al onderbetaald - en daardoor overwerkt - zijn.

Dit is precies het knelpunt waar ik al 22 jaar tegenaan loop: ik zie dat mensen zelf, in hun eentje, niet zo makkelijk in beweging komen. Daarom heb ik in mijn advies geschreven dat dansdocenten beter op lokaal of regionaal niveau kunnen gaan samenwerken. Dus vanuit zo’n dans-hub, zoals dat in het rapport wordt genoemd. Dat sluit aan bij de community-gedachte dat we het samen moeten doen. Alleen ga je sneller, samen kom je verder. Want je kan wel blijven roepen dat de overheid het moet regelen, maar je kan je ook pro-actief opstellen en zelf een netwerk vormen. Net zoals dat tijdens de coronatijd gebeurde. Toen wisten dansdocenten elkaar ineens wel te vinden en werd Dansondernemers Nederland opgericht.
— Rozemarijn Schouwenaar

Ik vind het een prachtig idee, dat dansdocenten meer zouden kunnen samenwerken. Dat ze van hun eilandje af moeten komen door het contact met hun collega’s meer op te zoeken. Dat probeer ik ook met Dansdocent.nu te stimuleren. En uit een enquête die Dansondernemers Nederland ongeveer twee jaar geleden onder hun leden verstuurde bleek ook dat daar de grootste behoefte ligt: dansdocenten willen elkaar vaker ontmoeten. Toch ben ik sceptisch. Ik hoor namelijk vaak dat dansschoolhouders elkaar als concurrentie zien in plaats van als collega's. En toen ik in het verleden netwerkborrels voor dansdocenten organiseerde, kwam daar bijna niemand op af. Maar ook van Dansbelang en Danspiratie hoor ik soms dat zij moeite hebben om veel deelnemers voor hun workshops te werven. 

Daarom pleit Rozemarijn voor het inzoomen op gemeenschappelijke waarden en onze passie voor dans, om tot een gedeeld perspectief te komen en meer samen te werken.

We hebben het in die gesprekken met het werkveld erover gehad dat we wat mondiger mogen zijn vanuit de danssector. Dat we én die hubs gaan creëren, én dat we ook de lokale politici aanspreken, of de gemeenteambtenaren. Om dat imago te veranderen. Want andere sectoren zijn daar beter in. Theatermensen zijn bijvoorbeeld een stuk mondiger en kunnen zich daardoor sneller positioneren. En juist doordat dans geen taal bevat komt het binnen op een manier die je niet gewend bent. Vooral als niet-ervaren kijker komen dans en muziek binnen. Dans ontroert. Maar voor dansdocenten is het moeilijk om geld binnen te halen, om bijvoorbeeld met een schooldirecteur dat zakelijke gesprek te voeren. Al komt dat ook door een stukje ontbrekende kennis over dans bij zo’n directeur.
— Rozemarijn Schouwenaar  

Dit doet me denken aan een WhatsApp-gesprek met een bevriende dansdocent uit Drenthe. Zij gaf aan inderdaad met lokale ambtenaren in gesprek te zijn gegaan door aan een brainstormsessie van de gemeente mee te doen. Maar toen werden zij en de andere deelnemers gevraagd eerst het belang van kunst en cultuur te duiden, waardoor ze überhaupt niet toekwamen aan het maken van aanzetten tot beleid. Ze was daar behoorlijk geshockeerd door, dat die ambtenaren het lef hadden om aan een groep kunstenaars te vragen: waarom hebben jullie eigenlijk nut? Ze was verbaasd dat de vele bestaande literatuur over het belang van kunst en cultuur totaal onbekend is bij zo’n gemeentebestuur. En dan ging het nog geeneens specifiek over dans. 

Toen ik deze anekdote met Rozemarijn deelde, vertelde ze met: “Bel de volgende keer het LKCA!” Hun de experts staan met naam, e-mailadres en telefoonnummer op de website van het LKCA vermeld! En zij hebben teksten klaarliggen voor zulke situaties. Want het LKCA heeft een afdeling speciaal voor de communicatie met gemeenten, onder leiding van Marlies Tal. Tip! 

Wat kun je zelf doen?

De grote vraag die ik na dit alles heb is: hoe stimuleer je dansdocenten om zich toch in te zetten voor hun gemeenschappelijk belang? En hoe ziet dat er dan uit, dat ambassadeurschap? Zijn er voorbeelden van best practices? In Nederland of daarbuiten? 

Het eerste idee dat mij zelf te binnen schiet om dat imagoprobleem van dans te bestrijden en aan hun leerlingen duidelijk te maken hoe divers dans is, is dat dansdocenten meer zouden kunnen doen dan enkel danslessen aanbieden. Zo heb ik de indruk dat niet veel docenten hun leerlingen meenemen naar een dansvoorstelling. Dat heeft in ieder geval geen van mijn dansdocenten ooit gedaan. Dat vind ik gek, want de meesten maken wel ieder jaar een dansvoorstelling voor hun leerlingen. Als een voorstelling bezoeken voor leerlingen te duur is, dan kun je ook een filmavond in de dansstudio zelf organiseren. Want er staan tegenwoordig zoveel dansvoorstellingen online! En zo zijn er vast nog meer manieren te bedenken waarop leerlingen - en hun ouders! - op een leuke en ongedwongen manier met andere dansstijlen en -culturen in aanraking kunnen komen. Waardoor hun begrip van wat dans is breder en rijker wordt. 

En dat is eigenlijk ook het advies van Rozemarijn: kijk verder dan de deur van je eigen dansschool en zoek leuke samenwerkingen in de buurt op! Met andere dansscholen, het onderwijs, zorginstellingen of bedrijven met een aanverwante missie. 

Er zijn drie dingen die dansdocenten kunnen doen. Het eerste is zich aansluiten bij culturele instellingen in hun stad of dorp. Dus echt actief op zoek gaan naar een theater of een andere plek waar allerlei doelgroepen komen. Om samen educatieve projecten op te zetten. Het tweede is het onderwijs opzoeken. Misschien denk je als docent dan: ja, ik heb al mijn eigen dansschool en daar ben ik druk genoeg mee. Maar projecten in het onderwijs leveren ook aanwas van nieuwe leerlingen! En daarmee maak je ook danseducatie toegankelijk voor kinderen die zich dat niet kunnen veroorloven. Zo kwam ik uit een dorp en moest ik vroeger een uur reizen voor de dansles, als meisje van een bijstandsmoeder. Dus ik ken die schrijnendheid. Als derde zou ik graag zien dat dansdocenten binnen een regio hun krachten gaan bundelen en samen de boer op gaan. Dus dat ze samen gaan praten met de lokale gemeenteambtenaar, of samen een interview in een krant regelen over wat dans met mensen doet. Of ga mee met je tijd en zoek een samenwerking met een lokale instelling die op hetzelfde thema zit. Zoals de bestrijding van eenzaamheid.
— Rozemarijn Schouwenaar

Wanneer ik Rozemarijn vraag naar goede voorbeelden ofwel best practices in dit soort samenwerkingen, komt ze met allerlei verhalen van dansdocenten die hun creativiteit hebben ingezet om samenwerkingen met lokale partners op te zetten, of met buurtbewoners. Zoals Veronica Jobbins, die van 1996 tot 2020 ‘Head of Public Engagement’ was van het Trinity Laban Conservatoire of Music and Dance in Londen. Zij heeft Rozemarijn jaren geleden enorm geïnspireerd, toen Rozemarijn in Engeland onderzoek deed naar community dans en educatie. Trinity Laban is een van de meest prestigieuze instituten in dans in Europa en wordt sinds 2003 gehuisvest in een speciaal voor de school ontworpen gebouw. Maar de futuristische façade van dit gebouw steekt sterk af tegen de oude vervallen gebouwen in Greenwich. Dat is intimiderend en schrikt af. Buurtbewoners zouden daardoor nooit uit zichzelf deze dansopleiding binnenwandelen. Dus ging Veronica naar hen toe en is ze bij hen op de koffie gegaan! Hierdoor kwamen ze wel op zaterdag bij hen langs voor danslessen. En uiteindelijk heeft ze zelfs een voorstelling gemaakt met de garagehouders op het nabijgelegen industrieterrein. 

Het gebouw van de dansopleiding van Trinity Laban in Londen.

Zo roemt Rozemarijn meer dansdocenten die ondernemerschap tonen en om zich heen kijken, op zoek naar nieuwe mogelijkheden. En die op die manier anderen laten ervaren wat dans doet met mensen en wat dans voor hen kan betekenen. Wat hun persoonlijke visie daarop nou is. Of ze nu focussen op gezondheid, sociale cohesie, burgerschap, talentontwikkeling, etc. Volgens Rozemarijn is er ruimte voor al die verschillende invalshoeken en mag iedereen op diens eigen manier bijdragen. Maar door je krachten te bundelen met bond(vak)genoten kun je daarnaast samen strijden voor een gemeenschappelijk doel. Namelijk: meer dans! Welk deeltje van de maatschappij je daar ook voor kiest.

Advies: blijf jezelf ontwikkelen

Gelukkig besteden de Nederlandse dansopleidingen steeds meer aandacht aan ondernemerschap, met name de mbo-dansopleidingen. Dat geeft Rozemarijn aan in ons gesprek. Al vertelde een artistiek leider van een opleiding Docent Dans mij een paar jaar geleden dat studenten tijdens de opleiding nog geen interesse hebben ondernemerschap . Die willen vooral lekker veel dansen! Pas als ze het werkveld ingaan realiseren ze zich dat ze misschien toch beter hadden kunnen opletten bij de lessen over ondernemen. En ik merk het ook aan de lezers en redacteuren van Dansdocent.nu dat die interesse in ondernemerschap pas later ontstaat.

Bovendien veranderen ondernemingskansen regelmatig wanneer het beleid verandert en is het nodig in te spelen op de actualiteit. Het werkveld verandert snel. Dus komt het op de dansdocenten zelf aan om zich hierin continu bij te scholen en daar tijd en geld voor vrij te maken. Want dat is Rozemarijns advies: om al die mogelijkheden om je heen te kunnen zien, moet je in je eigen ontwikkeling blijven investeren. Zelf is Rozemarijn zich ook altijd blijven ontwikkelen. Maar dat gaat misschien wel haast vanzelf als je net als zij bij een kennisinstituut voor cultuureducatie en amateurkunst werkt, waar ze zich steeds over nieuwe dilemma’s buigt en onderzoeken en programma’s opzet. Ook nu, tijdens het onderzoek voor het Call to Action rapport, heeft ze weer veel mensen gesproken en van hen geleerd. Maar ook de samenwerking met Danielle Bouwmeester, die meer kennis heeft van dans in het onderwijs, leverde haar nieuwe inzichten op. 

Wat ik heel tof vond aan de samenwerking met Danielle is dat er tussen ons een heel geanimeerd gesprek ontstond over onderwijs-taal. Want nu ik me sinds een paar jaar ook met cultuureducatie in het mbo-onderwijs bezighoud, ben ik me die taal ook meer eigen gaan maken. Dus hoe mooi zou het zijn als ook dansdocenten die taal van het onderwijs een beetje leren. Bijvoorbeeld door stage te lopen, wat vaker op scholen te komen, of een paar leuke gesprekken met leerkrachten. Dan kun je met je danslessen ineens veel makkelijker aansluiting vinden bij thema’s als burgerschap, persoonsvorming, en andere curriculumdoelen. Want scholen hebben op sommige onderwerpen zelf weinig expertise in huis, maar hebben wel potjes met geld om daar professionals voor in te huren.
— Rozemarijn Schouwenaar

Daarom is Rozemarijns advies ook: stap die dansbubbel uit en ga eens een keer iets totaal anders doen. Volgens haar zijn veel dansdocenten vakidioten, die zich alleen maar bezighouden met dans. Maar ze geeft aan dat het juist heel gezond is om die wereld soms even los te laten om andere mensen te leren kennen en nieuwe vaardigheden op te doen. Door bijvoorbeeld een tweede studie te doen. Om die kennis vervolgens later weer te integreren met je danspassie. 

Dit heb ik heel erg bij de hiphop-ondernemers gezien. De succesvolle jonge culturele ondernemers combineren vaak twee totaal verschillende passies of beroepen bestaande uit verschillende vaardigheden. Bijvoorbeeld een opleiding in marketing en een achtergrond in breakdance. En die worden dan gecombineerd in een project voor kledingmerk PUMA. Ik wens het eigenlijk alle jongeren toe om eerst een mbo-vakopleiding te doen en daarna een hbo-opleiding in een ander vakgebied. Zodat je niet afhankelijk wordt van één wereld
— Rozemarijn Schouwenaar

Meer weten?

Naar aanleiding van de publicatie van het Call to Action rapport werd tijdens de 25e editie van Nederlandse dagen in 2023 dieper ingegaan op deze thema’s. Dat gebeurde met name tijdens het jaarlijkse Debat van de Nederlandse Dans, dat dat jaar in het teken stond van het ‘theater van de toekomst’, in de Sint Janskerk in Maastricht. Tijdens het debat gaven vijf danskunstenaars een eigenzinnig perspectief op hun dromen en toekomstvisioenen, en deelden ze inspirerende verhalen. Dit debat kun je online bekijken! Zie de video hieronder…

Bio Rozemarijn Schouwenaar

Rozemarijn Schouwenaar is specialist Cultuureducatie bij het LKCA (en voorgangers: Landelijk Centrum voor Amateurdans, Theaterwerk NL en Kunstfactor). Ze is al 23 jaar werkzaam als adviseur, programmamaker, projectleider, coördinator, praktijkonderzoeker, strategische lobbyist en publicist in dans, theater en cultuureducatie. In de danssector organiseerde ze (internationale) expertmeetings en bijscholingen, en adviseerde ze het dansveld, onder andere als examencommissielid en scriptiebegeleider bij Codarts en ArtEZ. Ze ontwikkelde het dansfestival Dans voor Mei in samenwerking met Nestheaters en programmeerde jarenlang DansCircuit in tientallen theaters in Nederland. Ze schreef artikelen en onderzoeksverslagen, zoals ‘Dansonderwijs in Engeland’, ‘Jongens Dans!’ en ‘De start van MBO dansopleidingen’. Wil je de publicaties lezen of heb je vragen? Mail dan naar: rozemarijnschouwenaar@lkca.nl.

Bronnen


INTERNATIONAAL DANSONDERZOEK

In de rubriek ‘Internationaal Dansonderzoek’ scheiden we fabels van feiten. We nemen een kijkje in de wereld van danswetenschap en gaan in gesprek met de onderzoekers over hun bevindingen: Waarom hebben ze dit onderzoek gedaan? Wat hebben zij ontdekt? En wat hebben dansers of dansdocenten aan die inzichten? Zo zorgen wij ervoor dat de meest relevante danswetenschappelijke kennis het werkveld daadwerkelijk bereikt.

Jacqueline de Kuijper

Jacqueline de Kuijper is de oprichter en hoofdredacteur van Dansdocent.nu. Ze studeerde in 2013 af met een master in Dance aan Mills College in Californië. Daarvoor studeerde ze dans- en theaterwetenschap, kunstgeschiedenis, filosofie en psychologie aan University College Utrecht. Na haar afstuderen schreef ze voor Dans Magazine en werkte ze als pilatesdocent in Utrecht. Haar scherpe pen en onderzoekende geest zet ze sinds 2019 in om dansdocenten te informeren en inspireren met Dansdocent.nu. En in 2022 is daar Dansers.nu bijgekomen: een nieuw online magazine voor dansers en makers in Nederland.