Stephanie de Bruijckere: “Het is belangrijk om zelf in beweging te blijven”
TRENDS & CURRICULUM | Bij de negende podcast over de ‘Dansdocent van de Toekomst’ ging redacteur Sanne Fokkens in gesprek met Niek Ghekiere en Stephanie de Bruijckere. Zij spraken over het curriculum van de vierjarige opleiding Dans- en Bewegingstherapie bij Agape Belgium in Koolskamp. Daar leren ze studenten de danstechnieken, stappen en frases af, om juist te komen tot een authentieke en eigen dansvorm. Benieuwd wat Agape haar studenten nog meer leert? Beluister dan de podcast! Of lees Sanne’s reflectie op het interview.
Reflectie: zelfzorg
Zelfzorg. Is dat niet het moeilijkste én belangrijkste wat er is? En hoe doe je dat dan met dans of door beweging? Ik heb daar de afgelopen tijd over na zitten denken. Hoe geef ik dát aan mijn leerlingen, mijn kinderen, en aan mezelf?
Laat het toeval nu zo zijn dat dát precies is waar Stephanie de Bruijckere onze podcast mee afsluit: dat zij denkt dat zelfzorg de toekomst is en dat ze het jammer vindt “dat dansers of docenten of danstherapeuten wel de dans geven aan de ander, maar zelf dat niet meer aan hunzelf geven.” Ze geeft dus aan dat het belangrijk is om ook zelf in beweging te blijven en de helende kracht van dans aan jezelf te geven.
Zelfzorg geef ik aan mezelf door stil te staan, goed naar mijn eigen lichaam te luisteren, te juichen, springen, stampen, weg te duiken, ineen te kruipen (alleen te zijn) en door samen met dierbaren belangrijke gebeurtenissen te vieren. Aan mijn leerlingen en kinderen geef ik dat door bijvoorbeeld echt naar hen (proberen) te luisteren, een ‘kusje erop’ te geven, knuffels te geven, samen te spelen (met dans) en hen de ruimte te geven zichzelf te zijn (in dans).
En toen dacht ik weer aan Laban, waar Stephanie het ook over heeft: de ‘Laban/Bartenieff Movement Studies’ die ze geeft op de opleiding tot dans- en bewegingstherapeut bij Agape Belgium. Dat je met deze methode onder meer komt tot een authentieke en eigen bewegingsvorm, waarmee jij je cliënten en groep helpt helen of verder hun persoonlijkheid ontwikkelt. Niet door te werken met danspassen, maar wel met dans. Dat zouden volgens Stephanie veel meer dansdocenten mogen doen:
“Als ik ook zie met jongere kinderen, hoe vroeg kinderen al eigenlijk worden opgeleid in dansstructuren. En eigenlijk daarvoor niet zoveel de vaardigheden hebben gehad om eigenlijk hun eigen dans zelf te kunnen ervaren. Dus dat zij zelf pas voelen dat ze als danser bestaan als er bepaalde vormen worden gedanst. Ik denk dat voor een dansdocent, zeker als ze met kleuters werken of de basisschoolkinderen, het een uitdaging is om de combinatie te vinden tussen de structuur, de handvaten aan te bieden, en tevens ook de vrije expressie aan de kinderen te laten. Om te zien: wat is dans voor mij? Puur authentiek.”
Ik vind het interessant om de Laban methode erbij te pakken en zo over beweging na te denken, maar ook lastig om het daadwerkelijk in praktijk te brengen. Zo’n gesprek met Niek Ghekiere en Stephanie de Bruijckere inspireert me dan enorm. Hierdoor kijk ik de komende tijd weer anders naar mijn leerlingen en mijn danslessen. Want Stephanie legt uit dat zij vaardigheden aanreikt om de bewegingsvaardigheden te verruimen en te verbreden en dat daarmee bij de dansers ook een bredere kijk op de wereld bewerkstelligd wordt. Dat vind ik het mooiste resultaat dat je kunt krijgen!
Dit overkwam mij ook weer tijdens dit podcast interview: kippenvel en een bredere kijk op onze wereld en het verleden. Niek Ghekiere vertelt dat onze voorouders dansten om samen tegenslagen te verwerken. In de vijftiende eeuw, toen de oogst dramatisch mislukt was - wat hele families, dorpen, steden en regio’s van Nederland, Vlaanderen en Duitsland aanging - dansten zij samen extatisch op pleinen. Zij gebruikten de dans “om teleurstelling te verwerken, om verbinding te creëren met elkaar, om verbinding te krijgen met de bedoelingen van het leven op dat moment.” Dat is toch geweldig?!
Samen dansen om te verwerken. Mooie en nare emoties. In goede en slechte tijden. Dat is iets wat we ons vaker mogen herinneren. Of je nu extatisch in de club danst of samen bent in de dansstudio: houd in gedachten hoe therapeutisch en helend dans kan zijn!
Zorg goed voor jezelf, én elkaar!
Sanne Fokkens.
Interview met Niek Ghekiere en Stephanie de Bruijckere
Hieronder vind je een beknopt overzicht van onze vragen en de antwoorden van Niek Ghekiere en Stephanie de Bruijckere van Agape Belgium. Beluister voor het volledige interview de podcast.
NG = Niek Ghekiere
SdB = Stephanie de Bruijckere
Wat is de grootste overeenkomst tussen een dansdocent en een danstherapeut?
NG: “Wel, ik denk dat de belangrijkste overeenkomst de dans is, dat wij gemeenschappelijk hebben. De insteek is weliswaar anders en de bedoeling of de doelstellingen verschillen van elkaar. Maar wat we gemeenschappelijk hebben is hetzelfde voertuig en dat zal de dans zijn.”
Hoe gebruiken jullie ‘het voertuig’ dans om jullie studenten op te leiden tot danstherapeut en bewegingstherapeut?
SdB: “De dans en de beweging, noemen wij het. Om echt naar vormgeving te gaan is niet altijd zo expliciet in onze methodes aanwezig. Als wij kijken naar de manier waarop wij beweging en dans gebruiken, is in verschillende methodes. We hebben ‘authentic movement’, ‘sound, movement and touch’, ‘creatieve processen’, ‘Laban Bartenieff Movement Studies’ en eigenlijk ook nog aanverwante methodes die daar worden gebruikt. En iedere docent en iedere therapeut gaat op een andere manier de dans benaderen, maar de essentie is altijd nog van de dans en de beweging: dat er een beweging ontstaat in de persoon, dat er een proces ontstaat waardoor dat heling ontstaat. En dat is eigenlijk de manier waarop wij de dans en de beweging gebruiken in de opleiding. En we zetten heel erg op de voorgrond dat de mensen, de deelnemers, het zelf belichamen. Dus de kracht echt zelf ervaren in hun eigen lichaam. En het ook zien bij hun collega-studenten. Om daardoor eigenlijk veel meer kracht te hebben om dat ook neer te zetten, in de praktijk later. Om daarmee cliënten of studenten mee te begeleiden.”
NG: “Ik denk dat het bewegend lichaam op zich al alle potentie in zich draagt om heling te creëren. Denk dan heel concreet aan stressreductie, denk aan emotie regulatie. De expressieve functies dat het bewegend lichaam in zich draagt hebben de potentie om iemand ook in zijn persoonlijkheid te ondersteunen of te ontwikkelen, of tot ontwikkeling te laten leiden. De dans- en bewegingstherapeutische methodes die gedefinieerd zijn internationaal, zijn in die zin ook onderzocht, of wetenschappelijk onderzocht, om ook te zien of zij bijdragen tot een psycho-sociale ontwikkeling, die leidt tot een makkelijker functioneren in de samenleving, in de persoonlijke omgang met mensen, of in het omgaan met je eigen dynamieken die wij als mens eigen hebben.”
Wat maakt jullie opleiding uniek?
NG: “In België is de situatie ook geschiedkundig ietsje anders geworden of verlopen (dan in Nederland, red.) waardoor dat er zowel reguliere opleidingen bestaan in België als ook opleidingen die zich eerder in een privaat context situeren. Waar wij dan ook in staan. Maar wat ons uniek maakt, ook zelfs wereldwijd, is het leermodel dat wij hanteren. Waarin dat ons studenten de methodes aan den lijve moeten ervaren en in de verdieping dienen te leren kennen. Dat noemen we een leertherapeutisch model, zo je leert het therapeutisch werken door het ook zelf te ervaren. Zo, dat betekent dat ons studenten ook een persoonlijkheidsontwikkeling meemaken aan den lijve. Daarnaast zullen we aansluiten bij wat regulier is. . . . Wat wij nog toevoegen in onze opleiding is een stukje ‘zen healing’ en spiritualiteit, waarbij we gebruik maken van het samenwerken met traditionele dansers. En dan denken we heel concreet aan de traditionele dansers uit Mexico, uit Canada, uit Amerika, uit Nieuw-Zeeland. Waarbij we de ceremoniële dans opnieuw waarderen, als mogelijk zelfs de grootste basis van dans- en bewegingstherapie. Als je kijkt naar de geschiedenis van dansen en dans- en bewegingstherapie zelf, maar vooral naar dansen toe, dan zal het zo zijn geweest dat dansceremonies die elke cultuur had, dat die een heel belangrijke bijdrage leverden tot opnieuw herstel.”
Is er in Nederland of België een traditie van ceremoniële dansen?
NG: “Nou, er is een onderzoek dat gepubliceerd geweest is ooit. Waarin dat een monnik één van de laatste traditionele dansen beschrijft in de jaren 1400, geloof ik was het. Waar hij getuige is van hoe een groep mensen samen komen op een plein en tot extatische dans toekomen, om de oogst die mislukt was te leren mee omgaan als volk! Men ging de dans gebruiken om de goden opnieuw gunstig te stemmen, als het ware. Men noemt dit als één van de laatste (traditionele, red.) dansen, omdat op dit moment zelf de overlast, zoals het beschreven stond in het artikel, voor de stad waar het plaatsvond te groot was. En waarin de overheden in samenwerking met de toenmalige kerk-oversten hebben gekozen om de dansers en de muzikanten stelselmatig terug te dringen tot in de kelders van de gebouwen. Letterlijk! . . . Zo er zijn een aantal sporen, nog steeds, die ons doen overtuigen . . . dat onze voorouders dansten op een rituele manier, op een ceremoniële manier. Maar ook de dans gebruikten om teleurstelling te verwerken, om verbinding te creëren met elkaar, om verbinding te krijgen met de bedoelingen van het leven op dat moment. En dat zijn hele rituele motieven die nog steeds wereldwijd plaatsvinden. Alleen merken we in onze culturen dat deze ceremoniële dansen zoek zijn geraakt ergens.”
Hoe kunnen wij (huidige dansdocenten) onze leerlingen voorbereiden op een opleiding zoals die van jullie?
NG: “Ik denk een goede voorbereiding voor een danstherapeut zelf, is iemand die voldoende liefde, op z’n minst een liefde, kent voor dansen. Naar gelang je scholing zal die liefde zich ook uiten in bepaalde techniciteiten, voldoende danstechnieken kennen reeds. Maar het leuke of zelfs het paradoxe in het verhaal is dat een danstherapeut in opleiding ook heel veel inspanning zal doen om het geleerde, de technieken, de stappen, de frases enzovoorts af te leren. Om te komen tot een hele authentieke dansvorm die eigen is aan de danstherapeut straks ook.”
SdB: “Wij hebben ook heel wat mensen die eigenlijk geen dansstructuur of dansstijl hebben aangenomen. Maar eigenlijk wel die liefde voor dans hebben en voelen zelf: als ik dans komt er zoveel in beweging en ik ben daar zo nieuwsgierig naar om dat verder uit te diepen. En als ik kijk naar de groepen die wij hebben, maar ook naar de manier waarop wij zijn opgeleid en de groepen waari ik heb gezeten... Als je kijkt naar mensen die een sterke techniek hebben, dat zij ook als eerste bewust worden van dit is eigenlijk een vorm dat ik dat ben aangeleerd. Als ik ook zie met jongere kinderen, hoe vroeg kinderen al eigenlijk worden opgeleid in dans structuren. En eigenlijk daarvoor niet zoveel de vaardigheden hebben gehad om eigenlijk hun eigen dans zelf te kunnen ervaren. Dus dat zij zelf pas voelen dat ze als danser bestaan als er bepaalde vormen worden gedanst. Ik denk dat voor een dansdocent, zeker als ze met kleuters werken of de basisschoolkinderen, dat het een uitdaging is om de combinatie te vinden tussen de structuur, de handvaten aan te bieden en tevens ook de vrije expressie aan de kinderen te laten. Om te zien: wat is dans voor mij? Puur authentiek.”
Zijn er binnen jullie vakgebied bepaalde trends en ontwikkelingen waar je mee bezig bent?
NG: “Ik denk dat de neurowetenschappen nemen steeds meer en meer plaats in, niet alleen in onze theorievorming, maar ook in onze interventies, of het motiveren ook op antwoorden van de interventies. Dat is relatief nieuw. Ik denk als ik terugkijk naar een vijftien jaartal geleden, toen was neuropsychologie iets dat weliswaar benoemd werd, maar niet heel veel aandacht kreeg. Maar we zijn danstherapie veel meer vanuit een psychotherapeutisch kader gaan beleggen. . . . Wat we wel opmerken is dat steeds meer en meer danstherapeuten als ook opleidingen zijn gebruik gaan maken van de neurologische wetenschappen, die een aantal persoonlijkheidskenmerken beschrijven. Denk aan wat zijn emoties neurologisch gezien, wat is stress neurologisch gezien, wat is trauma neurologisch gezien. En de inzichten die neurowetenschappen ons geven, geven ons een heel groot handvat, ook om onze modellen of onze interventies op een genuanceerdere manier te kunnen plaatsen, ermee te kunnen omgaan.”
Wat is er de afgelopen 10 jaar veranderd in het curriculum en/of jullie vakgebied?
NG: “Het bijzondere aan deze tijd nu is dat er veel meer oog is voor de mens en de nuancering van de menselijke ervaringen. En dat zien we ook in ons beroep. Er is op dit moment veel meer aandacht voor bepaalde klachten, specifieke klachten die mensen ervaren. We zien dat de drempel dat mensen hebben om bepaalde klachten te benoemen en te definiëren veel lager geworden is in vergelijking met tien tot vijftien jaar geleden. Er is ook meer taal en minder schaamte, als het ware, om te benoemen dat er burn out klachten zijn, dat er angstklachten zijn, enzovoorts. Zo is heel specifiek en klachtgericht werken ook nieuwer. Als ik kijk naar de opleidingen die Stephanie en ik hebben genoten eind van de jaren ‘90 van de vorige eeuw, dan waren dat veel meer algemeniseringen die wij aangeleerd kregen. . . . Terwijl dat we nu merken dat psychodiagnostiek verweven is binnen dans- en bewegings therapeutische interventies. En waarin we zo ook veel meer publiciteit hebben, publicaties hebben, maar ook veel meer evidenties hebben als ook taal hebben om doelgroepgericht of klachtgericht te gaan werken. En ook dat is nieuw. Ik denk dat het een maatschappelijk gegeven ook is, waarin je merkt dat er veel meer liberalisatie ontstaan naar het kunnen benoemen wat aanwezig is.”
NG: “We hebben heel veel instroom nu van migranten, maar zij brengen meer dan enkel een geschiedenis van trauma met zich mee. Zij brengen ook een cultuur met zich mee en ook heel vaak een danscultuur. En ook hierin zien we toepassingen binnen danstherapie, dat er oog is voor de oorspronkelijke danstradities van de vluchtelingen bijvoorbeeld. En waar danstherapeuten gebruik van zullen maken. . . . Dat danstherapie bedding heeft gekregen binnen vluchtelingenwerk. Dat is nieuw. . . . De spirituele tradities zelf zijn zoekgeraakt ergens en ik zie dat we via de vluchtelingen, dat hierin meer aandacht voor gegeven wordt en meer respect voor komt ook. . . . De trend is wel dat er veel meer oog is nu ook voor het multiculturele en de wortels ervan, ook binnen dans.”
Welke invloed hebben de ontwikkelingen in het buitenland op jullie opleiding en zijn er samenwerkingen?
NG: “Wij werken samen met een internationale organisatie die zich buigt over alles wat te maken heeft met danstherapie, met muziektherapie, dramatherapie, beeldende therapie. Deze organisatie (de International Association for Creative Arts in Education and Therapy (IACAET), red) heeft contact met alle opleidingsinstituten wereldwijd, maar ook met heel veel organisaties in verschillende landen die zich richten naar bepaalde noden van hun samenleving. . . . Zo werken we mee en hebben we een netwerk om het profiel van de dans- en bewegingstherapeut zo goed en genuanceerd mogelijk tegemoet te komen, waardoor onze studenten die bij ons opgeleid worden ook in het buitenland te werk gesteld kunnen worden of werk vinden en omgekeerd ook. . . . Denk ook aan de samenwerking dat Stephanie heeft met het LABAN/Bartenieff Institute of Movement Studies (LIMS) in New York. Dat zijn hele belangrijke samenwerkingen die ons actueel houden in de ontwikkelingen die dans- en bewegingstherapie kent, die de specialisaties kent en die ook de ontwikkelingen wereldwijd helpen in kaart brengen.”
Wat is volgens jullie DE dans- of bewegingstherapeut van de toekomst?
SdB: “Voor mij is dans- en bewegingstherapie een pad dat je bewandelt in je leven. Het bewust bewandelen van: hoe je omgaat met je eigen lichaam en met de omgeving daarmee. Dat loopt parallel met de danser, de dansdocent, maar ook in het algemeen: de mens! Ik denk dat het voor ons de toekomst is, als we kijken naar zelfzorg, dat mensen in beweging blijven. Je ziet dat veel mensen zich afsluiten. Dat dansers of docenten of danstherapeuten wel de dans geven aan de ander, maar zelf dat niet meer aan zichzelf geven. . . . [Maar] dat het heel belangrijk is, dat het de toekomst is, om zelf in beweging te blijven, eigenlijk de helende kracht aan jezelf te geven. . . . Dat kunnen ook kleine momentjes zijn in de dag die een heel veel sterk effect hebben in je lichaam. Dat je daar zorg voor draagt, dat je daar beweging in brengt en dat je het verwerkt. En voor mij is dat de toekomst. Als iedereen autonoom zelfzorg creëert, maar niet zelfzorg in afsluiten, niet zelfzorg in passiviteit, maar zelfzorg in verbinding, in autonomie, en in het verwerken van wat er gebeurt. Dan denk ik dat het een hele hele mooie krachtige wereld is voor de jongeren die nu aan het opgroeien zijn.”
NG: “Het is bijna gevaarlijk om aan zulke mooie woorden nog iets toe te voegen. Ik denk het enigste dat ik kan toevoegen is, dat ik droom van een wereld waarin we gecompassioneerd en respectvol met elkaar kunnen omgaan. En ik denk dat aansluit bij wat Stephanie verteld heeft, dat die zelfzorg daarin een heel belangrijk onderdeel is. En ik droom van een wereld waar het lichaam geen taboe meer is en waarin dat de dans geen taboe meer is. En waarin we samen kunnen dansen. Letterlijk en figuurlijk. Maar op deze manier wel onze kinderen een wereld bieden, waarin we elkaar respecteren in elkaars unieke expressie en leren omgaan met elkaar waardoor we een wereld kunnen creëren die mooi is, gebalanceerd is en die respectvol is. En waar bewustzijn heel erg centraal in mag staan ook. En dat we daarin met voldoende geduld en respect naar elkaar, met elkaar en voor onszelf, naar toe kunnen groeien. Dat is ietsje is dat nog kan aansluiten.”
Dansdocent van de Toekomst
Met de podcast ‘Dansdocent van de Toekomst’ houden wij jullie op de hoogte van trends op het gebied van danseducatie! Sanne Fokkens, redacteur van Dansdocent.nu, gaat namelijk in gesprek met de artistiek leiders van de opleidingen Docent Dans van dansacademies in Nederland en Vlaanderen. Enkele vragen die aanbod komen zijn: Wat is daar de afgelopen tien jaar veranderd in het curriculum? Hoe kunnen dansdocenten hun leerlingen het beste voorbereiden op zo’n opleiding? En hoe zien zij de ‘dansdocent van de toekomst’?