Simone Kleinlooh: “Het gaat erom hoe de cliënt zich voelt als die danst”

Simone Kleinlooh (56 jaar) is danstherapeut en programmaleider van de master Danstherapie aan Codarts Rotterdam. In de jaren ‘90 deed ze zelf deze opleiding. Ze heeft daarnaast dertig jaar werkervaring als dansdocent en heeft 26 jaar lang een eigen balletschool gehad. Momenteel doet ze een PhD in Personality Disorders en Dance Movement Therapy aan de Erasmus universiteit in Rotterdam.

TRENDS & CURRICULUM | Bij de dertiende podcast over de ‘Dansdocent van de Toekomst’ ging redacteur Sanne Fokkens in gesprek met Simone Kleinlooh, programmaleider van de master Danstherapie aan Codarts Rotterdam. Deze deeltijdopleiding is sterk geworteld in de kunsten. Kandidaten moeten een sterke dansachtergrond hebben om te worden toegelaten. En de studenten leren de kracht van dans grondig te onderbouwen. Overweeg jij om danstherapie te gaan studeren? Beluister dan de podcast! Of lees Sanne’s reflectie op het interview.

Reflectie: ‘Magical moments’ creëren

Volgens Simone Kleinlooh kan de ‘danstherapeut van de toekomst’ dans inzetten om verandering bij de cliënt teweeg te brengen. De opleiding waar zij leiding aan geeft heet niet voor niks ‘danstherapie’, in plaats van ‘dans- en bewegingstherapie’. Van kandidaten voor de opleiding wordt ook verwacht dat ze al veel danservaring hebben, iets wat bij de audities van andere opleidingen danstherapie meestal minder belangrijk is. Bij Codarts Rotterdam geloven ze dus echt in de kracht van dans! De studenten leren daar ook over te praten: wat dans met mensen doet. 

Dat zette me aan het denken: is dat niet iets wat wij allemaal willen als dansdocenten, dat het dansen bij onze leerlingen een positieve verandering - zoals meer zelfvertrouwen - teweegbrengt? Hoe doe ik dat al? En, hoe kan ik dat nog meer doen?

Simone noemt het ‘magical moments’: momenten creëren waarin verandering kan plaatsvinden. Op de vraag hoe we die momenten teweeg kunnen brengen, antwoordt ze dat het gaat over hoe cliënten - of leerlingen - zich voelen als ze dansen. Ze zegt: “En hoe je dan danst, dat maakt geen fluit uit. . . . Jouw oordelen, wat wel en niet mooi is, wat natuurlijk heel erg speelt in de kunsten, dat is niet belangrijk. Het gaat erom hoe de cliënt zich voelt. En als die een gevoel krijgt van geluk, of van ‘mooiigheid’, of van ontspanning of van kracht: dan ben je al een heel end!” Volgens haar zouden we daarom ook wat vaker zonder spiegels moeten dansen, zodat onze leerlingen meer in hun lijf kunnen zakken. 

Om in een danstherapeutische sessie een verandering te bewerkstelligen doe je volgens Kleinlooh aldoor onderzoek: “Vanuit je observatie, je somatische reactie: dat wat je merkt in je eigen lijf als je met deze persoon werkt. Je verzamelt informatie van de diagnose, of van het verleden van de cliënt én wat er in het moment gebeurt. En dat moet je allemaal op dat moment bij mekaar verzamelen, moet je er een analyse op los laten en dan een interventie doen.” Als danstherapeut doe je dus heel veel tegelijkertijd! Daar is een gedegen opleiding voor nodig. Niet voor niks duurt de master Danstherapie bij Codarts daarom drie jaar (deeltijd). 

Het bewust creëren van magische momenten door tijdens een dansles ook te ervaren wat er bij de leerlingen speelt - naast het geven van de dansles zelf - vind ik best lastig. Als dansdocent ben ik daar ook niet op getraind, althans, niet zo intensief als een danstherapeut. Maar het meebewegen met je leerling(en) is wel een tool die kan helpen. Daar werd eerder al over gesproken, bijvoorbeeld in podcast 10 over de bacheloropleiding Vaktherapie van Zuyd Hogeschool. Sinds dat gesprek lukt het me om bij kinderen vaker of sneller te benoemen wat ik qua gevoel of beweging bij hen zie gebeuren, wat onze communicatie verbetert. 

Ik moet bij ‘magische momenten’ ook denken aan een peuter van drie jaar, die in mijn peuterdansles tegen mij zei dat het kunst was wat wij deden! Het woord ‘kunst’ alleen al, uit de mond van een driejarige! Maar dat is dus ook wat deze master in Rotterdam uniek maakt: die geworteldheid in de kunsten, dat is van waaruit gedacht, gewerkt en geleefd wordt. In hetzelfde gebouw zit een dansacademie, conservatorium en circusopleiding. 

Mijn ‘research’ doe ik toch meer onbewust denk ik, maar een veilige omgeving creëren waarin ‘alles’ kan en mag is wel één van mijn talenten. Dat doe ik door zelf lekker gek te doen, maar ook door mij kwetsbaar op te stellen en daarmee mijn leerlingen uitnodigen hetzelfde te doen. Of door letterlijk te zeggen dat bij deze les alles kan en mag en dat je ‘gek’ mag doen. En als een improvisatie nog net te spannend is, dan geef ik aan dat het nu nog niet hoeft, misschien later. Door mijn leerlingen de ruimte te geven hoop ik zelf die ontwikkeling bij mijn leerlingen te bewerkstelligen.

Simone legt ook uit hoe danstherapeuten zich in een sessie richten op het ‘gezonde stuk van de cliënt’ in plaats van het probleem. Die woorden intrigeren mij eveneens. Het doet me denken aan een leerling van mijn musicalles die heel timide binnen kwam, bijna niet durfde, maar tijdens de lessen vooraan ging staan, wilde zingen, dansen, toneelspelen en zo meer zelfvertrouwen én extra rolletjes kreeg! Iets wat de ouders verbaasden, omdat de leerling er thuis verder weinig over losliet. Waardoor of waarom de leerling timide was is mij nog onduidelijk, maar dat de leerling uit zichzelf vooraan ging staan en zo aangaf te willen zingen, dansen en toneelspelen… Dat geeft denk ik de ‘gezonde’ interesse weer! Dát zag ik en heb ik gestimuleerd. Nu is de leerling niet meer timide. 

Wat is het toch geweldig om leerlingen via dans te kunnen helpen! 

Sanne Fokkens.

Interview met Simone Kleinlooh

Hieronder vind je een beknopt overzicht van onze vragen en de antwoorden van Simone Kleinlooh van de opleiding Master Danstherapie aan Codarts Rotterdam. Beluister voor het volledige interview de podcast.

Wat is het verschil tussen de bacheloropleiding danstherapie van Zuyd Hogeschool (podcast 10) en jullie opleiding?

“Nou d’r is een groot verschil. Hogeschool Zuyd is een bacheloropleiding, vier jaar, fulltime. En wij zijn een internationale masteropleiding en onze opleiding duurt drie jaar. Het is een parttime opleiding. Dus dat is eigenlijk het grootste verschil.”

Wat hebben mensen nodig om deze masteropleiding te kunnen doen?

“Nou, wij leiden mensen op die sowieso een bachelor hebben, maar dat hoeft niet per se te zijn in danstherapie. Dus het kan ook een bachelor zijn in psychologie of een bachelor in fysiotherapie of zelfs een bachelor in kunstgeschiedenis. En daarnaast moeten de mensen twee jaar lang; ze kunnen pas auditie doen als ze twee jaar werkervaring hebben na hun bachelor. En werkervaring kan heel breed zijn. Dat kan zijn in de sociale sector, maatschappelijk werk. Maar het kan ook zijn dat je twee jaar in de horeca hebt gewerkt, maar dat je in ieder geval met mensen hebt gewerkt.” 

Hebben deze kandidaten nog iets anders nodig?

“Ja, best veel! Wij willen mensen hebben die wat levenservaring hebben. Dus de meeste studenten die we aannemen zijn toch wel rond de 24-25 jaar, op z’n jongst. En soms nemen we ook mensen aan die 40-plus zijn. Ze moeten goed kunnen reflecteren op zichzelf en ze moeten een enorme bagage hebben als het gaat om dans en/of muziek - voor de opleiding muziektherapie. Ik denk dat de helft van onze studenten een professionele dansachtergrond hebben, dat kan zijn als danseres of als dansdocent, en de andere helft moet heel erg goed zijn in dans. En dan heb ik het over een breed bewegingsvocabulaire, kunnen dans improviseren, moderne dans gedaan hebben op z’n minst. Dus niet alleen één stijl, maar verschillende stijlen in de bagage hebben. Dus dat is ook al een flinke vraag die we hebben.”

Zij doen ook een auditie begreep ik?

“Ja, de auditie is pittig! We hebben het twee jaar geleden alleen met film kunnen doen. Maar we vragen de mensen nu om twee korte dansfilmpjes in te sturen. Eén dansimprovisatie en één korte choreografie, van ieder twee minuten. Als ze daar doorheen komen, als ze daar op geselecteerd worden, hebben ze nog een face to face auditie, in groepen. Daarin gaan we kijken hoe de interactie is met anderen, omdat we dat heel belangrijk vinden. Dus daar worden allerlei improvisatieoefeningen gedaan, dat duurt ongeveer anderhalf uur. En als ze dáár doorheen zijn krijgen ze nog een interview, dat net zo belangrijk is als de dans zelf.”

Is dit ook interessant voor onze luisteraars, de dansdocenten?

“Ja, we hebben veel dansdocenten die dan tegen ons zeggen: ‘Ik geef nu een aantal jaren dansles en ik zie wat dans met mensen kan doen, ik zie wat dans met mij heeft gedaan en ik wil mijn vak verder verdiepen, en ik zou graag danstherapeut willen worden.’ Dus die zijn er! Die afstuderen en die dan én danstherapeut zijn én dan daarnaast nog een dansschool hebben of dansles geven, en daar een combi van maken.”

Dat heb jij zelf natuurlijk ook gedaan!

“Ja, heb ik zelf ook gedaan ja. Ik heb een balletschool gehad en dat was op een gegeven moment niet meer te combineren met mijn werk als danstherapeut. Ik heb echt de klassieke route gevolgd. Van danseres, naar dansdocent. Merken wat dans kan doen met studenten of met leerlingen en toen wilde ik psychologie studeren en mijn dansachtergrond combineren met psychologie. En toen kwam deze opleiding in Rotterdam tevoorschijn en die ben ik gaan volgen! Danstherapeut geworden. Nou, nu dus docent in danstherapie. Dat is een hele klassieke route, maar zo zijn er velen!”

Wat maakt de Master Danstherapie van Codarts Rotterdam uniek?

“Nou, ik durf wel te zeggen: nationaal en internationaal vrij uniek! We zijn natuurlijk gevestigd in Codarts, wat een kunstopleiding is: dansacademie, conservatorium en circus. Dat zijn de drie pijlers. Dus het ademt dans en muziek uit: het hele gebouw, de faciliteiten, de omgeving! En onze opleiding is sterk geworteld in de kunsten. Je zou denken bij danstherapie dat dat voor de hand ligt, maar dat is niet altijd zo. Soms, als je kijkt naar andere Europese landen, dan zie je dat de danstherapie opleidingen soms meer geworteld zijn in de therapeutische kant, de psychotherapie, en dat is bij ons ook. Maar, wij vragen echt kandidaten zodra ze komen dat ze al een sterke dans-artistieke achtergrond hebben. En dat is bij andere danstherapie opleidingen veel minder, daar kun je zonder een stevige dansachtergrond toch aangenomen worden. Omdat je misschien als psychotherapeut al veel ervaring hebt en ook van dans houd, en ook kunt dansen. Maar wij leggen de lat daarin wat hoger. Omdat wij vinden dat, wij hebben daar een hele visie over: dat als je gaat werken met cliënten, dat je die cliënten zonder veel moeite kan verleiden in dans. Of verleiden naar dans toe, betrokken kunt krijgen in de dans. En dat betekent dat je vaardigheden moet hebben en dat is niet alleen verbaal. Maar dat je ook qua bewegingsvocabulair creatief moet zijn! 

En wat bedoel je dan met het gezonde stuk van de cliënt?

“Nou, wat je vaak ziet in therapie, en ik zeg niet dat iedereen dat doet, maar er wordt soms erg gefocust op de problematiek: wat is het probleem, waarvoor ben je hier, wat wil je oplossen? En dan zou je best heel erg oplossingsgericht en heel cognitief aan de slag kunnen. Een oefening doen en daarover praten: hoe was de oefening voor jou, heeft het geholpen, ik geef je huiswerk mee naar huis. Terwijl, de manier waarop wíj́ denken dat verandering plaats kan vinden is in het moment zelf! Dus je creëert een situatie, een non-verbale omgeving, een moment, waarin die verandering gebeurt. En soms is het zelfs zo dat cliënt dat niet in de gaten heeft, bewust, maar dat je het wel in het lichaam ziet veranderen!

“Ja, de therapeut kan die verandering zien. We werken met Laban Movement Analysis, zoals veel danstherapeuten. LMA, kort gezegd. Dus wij baseren onze interventies veelal op onze observaties: hoe beweegt iemand in de ruimte, hoe gebruikt iemand zijn gewicht, hoe beweeg iemand in de tijd. Dat zegt iets over iemand. We weten nooit precies wat, maar je kunt in elk geval patronen herkennen. En daar ga je mee spelen, daarmee ga je experimenteren. Als iemand weinig ruimte inneemt, ga je proberen om iemand te verleiden tot veel meer ruimte in te nemen. Nou, dan komt er zeker iets nieuws maar boven. 

Met welke doelgroepen werken danstherapeuten?

“Eigenlijk werken danstherapeuten met ongelooflijk veel doelgroepen. Dat kan zijn een hoogopgeleide vrouw met een burn-out. Maar het kan ook zijn: mensen met zware dementie, autisme, een persoonlijkheidsstoornis, vluchtelingen, mensen met misbruik, verwaarlozing, seksueel misbruik. Het is heel breed.”

Hoe houd je de dans voor ogen als je bijvoorbeeld in GGZ instellingen werkt of met familie moet communiceren?

“De GGZ werkt veel met cognitieve gedragstherapieën, evidence based therapie. Er wordt veel gepraat, er zijn veel goede gedragstherapieën die ook werken. En wij komen uit een andere wereld. Het is niet dat wij niet praten. Maar wij vullen juist denk ik heel goed aan, daar waar cliënten soms zeggen ‘Ja, ik snap het nu allemaal wel . . . . Maar ik voel nog steeds, dat er ergens in mijn lijf klopt er iets niet of ik voel het op bepaalde [plekken].’ Nou, en dán komen de non-verbale therapieën aan de orde.” 

“Dat geldt denk ik voor elk bedrijf waarvoor je werkt: de visie die een bedrijf heeft, daar word je ook mee besmet. De kans om ook meer naar het cognitieve stuk te gaan, het willen begrijpen of de cliënt helpen om het te begrijpen: dat zou zomaar kunnen. Dus dat is ook iets waar wij onze studenten op voorbereiden. En waar ik ook als ik supervisie geef aan danstherapeuten op let: vergeet niet waar je vandaan komt, je komt uit de dans, je hebt een sterk observatievermogen, gebruik die hele specialistische tools in je werk! En probeer niet het werk te doen van een psychiater of een psychotherapeut. Want daar ben je niet voor opgeleid en daar ben je ook niet voor aangenomen.”

Wat is er de afgelopen tien jaar veranderd binnen het curriculum?

“Ik denk dat het curriculum op zich nog niet zo veranderd is, maar ik denk dat onze visie sterker is geworden. De opleiding is ooit gestart in samenwerking met Amerikaanse danstherapeuten. En door de jaren heen, we hadden toen heel veel Amerikaanse docenten, toen kwamen er wat Engelse docenten bij en inmiddels hebben we ook veel meer Nederlandse docenten. Dus we zijn wat meer afgestapt van de Amerikaanse manier van werken of opleiden en we hebben onze eigen manier gevonden. En dat bleek dus veel meer ‘arts informed’, geïnformeerd door de kunsten. In dit geval, geïnformeerd door de danskunst. Eigenlijk is die kar getrokken door Rosemarie Samaritter, dat is onze lector Arts Therapies, zijn we toen gaan zoeken naar wat zijn nou eigenlijk de werkende aspecten. Zij noemt dat procedures: wat zijn de stappen die je zet als je een dans creëert, of als er iets ontstaat in dans, wat gebeurt daar nou eigenlijk? We zijn dus heel erg gaan zoeken: wat zijn de belangrijkste aspecten binnen dans die een therapeutische werking zouden kunnen hebben. En daar zijn we niet alleen in; daar wordt internationaal onderzoek naar gedaan. En dat zijn we heel erg gaan benadrukken in ons curriculum: in wat we schrijven, dat sijpelt natuurlijk door naar de lessen, onze docenten worden daarover geïnformeerd, nemen dat mee in hun manier van lesgeven. Dat is vrij breed. En de studenten spreken die taal. En wij vinden het belangrijk als zij straks uitvliegen . . . dat ze niet alleen over therapie praten, maar ook over de kracht van dans in therapie en wat dat doet.”

Heeft onderzoek een groot aandeel binnen de opleiding?

“Ja, heel groot. Het lectoraat is eigenlijk een combinatie van onderzoek, onderwijs en praktijk. Dus wat het lectoraat doet, wat Rosemarie Samaritter doet, is dat ze op zoek gaat naar nationale en internationale onderzoekslijnen. Wat is er nou belangrijk en welk onderzoek moet er nou gedaan worden binnen danstherapie. En dat komt terug in onze eigen research binnen de opleiding. Minimaal een kwart van de opleiding bestaat uit research. De studenten kunnen mee in projecten die er zijn. Studenten mogen ook zelf kiezen. En de andere optie is dat ze hun research koppelen aan hun stage. Ik zou heel een case studie willen doen en data willen verzamelen over deze cliënt, de therapie die we met deze cliënt volgen. Maar research is een belangrijke pijler! Want wij denken ook: dat als je in de sessie bezig bent, doe je ook voortdurend research. Je verzamelt data, vanuit je observatie. Vanuit je ‘kinesthetic empathy’ dus je somatische reacties op dat wat je merkt in je eigen lijf als je met deze persoon werkt. Je verzamelt informatie van de diagnose, of van het verleden van de cliënt en wat er in het moment gebeurt. En dat moet je allemaal op dat moment bij mekaar verzamelen, moet je een analyse op los laten en dan een interventie doen. Dus dat is pittig!”

Is het ervaren van de kunsten voldoende om verandering teweeg te brengen?

“Of zo’n moment van magie, zo’n aha-moment, als je iets ziet waar je kippenvel van krijgt, of dat alleen verandering teweegbrengt? Ik weet het niet. Dat weten we niet. . . . Ik kan een voorbeeld geven: Ik heb ‘s een cliënt gehad, die voelde zichzelf niet mooi. Een negatief lichaamsbeeld. En na het dansen, toen zei ze: ‘Ik voel me mooi. Ik voel me zo mooi als ik dans.’ Nou, ik denk dat dat een mooi voorbeeld is van wat wij willen! Dus niet dat je in de spiegel kijkt en met social media en alle wat er omheen draait en wil voldoen aan een bepaald beeld. Maar dat je je mooi voelt als je danst! En hoe je dan danst, dat maakt geen fluit uit. Het gaat erom wat de cliënt op dat moment beleeft. Dus dat is denk ik een enorm belangrijk stuk wat we ook aan onze leerlingen of studenten mee willen geven. Dat is wat je probeert te creëren. Jouw oordelen, wat wel en niet mooi is, wat natuurlijk heel erg speelt in de kunsten, dat is niet belangrijk. Het gaat erom hoe de cliënt zich voelt. En als die een gevoel krijgt van geluk, of van mooiigheid, of van ontspanning of van kracht: dan ben je al een heel end!”

Hoe kan je zorgen dat dat aha-moment, die magical moment, dat dat beklijft of verandering teweegbrengt?

“Ik denk dat dat de eerste stap is: dat is het moment dat iemand de drempel over gaat en zich eigenlijk overgeeft aan de dans. Of dat er ook een relatie ontstaat tussen jou en de cliënt. Als je dat kunt bewerkstelligen dat die momenten er regelmatig zijn. Maar nogmaals, je hebt in je achterhoofd jouw doel. Daar werk je uiteindelijk naar toe. Kijken of ik een voorbeeld kan geven. Ja, als je het over iemand hebt die meer ruimte in moet nemen. Dan kan je heel erg op de vrouw of man af zeggen: laten we meer ruimte in gaan nemen. Zo moeilijk is dat niet. We gaan gewoon de hele ruimte gebruiken, daar loop je naast en dan stimuleer je om dat meer te doen. Dat is een hele directe manier van aanpak. Wat absoluut kan werken. Voel je het verschil, vraag je aan de cliënt. Sommigen voelen dat, anderen niet. Je kan ook bij de cliënt zelf kijken wat er gebeurt. Je kan beginnen met klein bewegen. Als de cliënt zich prettig voelt in het klein bewegen, begin je daar. Je haalt ‘m niet meteen uit z'n comfortzone. En dan zou je met hele indirecte interventies, dus je zou mee kunnen bewegen en mee kunnen dansen, waarbij je af en toe eventjes wat meer ruimte inneemt; kunnen zien of die cliënt onbewust bereid is om daar in mee te gaan. Dan heb je in mijn beleving, dan volg je het tempo van de client, de client zelf hoeft geen angst te voelen of die gaat geleidelijk aan mee met jou.”

Wat is volgens jullie ‘de danstherapeut van de toekomst’?

“Die is danser, die blijft ook danser, en die zet de dans in om verandering teweeg te brengen bij de cliënt, bij de ander. En ik zou ook nog willen zeggen: die zorgt dat de ander, de cliënt, zich ook danser gaat voelen.”

Wat doen jullie samen met de master muziektherapie?

“Ze krijgen soms samen les en dat is heel bijzonder. Ze leren van elkaar. De muziektherapeuten hebben hun instrument en die zijn zich doorgaans niet zo bewust van hun lichaam. Dus die leren op die manier van de danstherapeuten en ook in de lessen om hun lijf er meer bij te betrekken, ook in de therapie. En de danstherapeuten leren wat meer over welke muziek is nou wel geschikt of niet geschikt of zouden we kunnen gebruiken voor welke doelgroep. Het is een mooie mix!”

Wat wil jij nog kwijt, Simone?

“Als je meer informatie wil, kijk naar onze website. En anders, stuur ons een mail, als je specifieke vragen hebt: artstherapies@codarts.nl Het is een prachtvak! 

Wat moeten wij als dansdocenten meenemen voor onze eigen leerlingen in onze eigen danslessen?

“Ik denk dat het belangrijk is om elke leerling in z’n waarde te laten en op waarde te schatten! Dat is natuurlijk ook afhankelijk van je doelstelling, maar ik denk dat dat ongelooflijk belangrijk is. En ook: doe de gordijnen dicht, laat die spiegel eens weg. Dan zakken leerlingen veel meer in hun lijf en minder in hun hoofd.”


Dansdocent van de Toekomst

Met de podcast ‘Dansdocent van de Toekomst’ houden wij jullie op de hoogte van trends op het gebied van danseducatie! Sanne Fokkens, redacteur van Dansdocent.nu, gaat namelijk in gesprek met de artistiek leiders van de opleidingen Docent Dans van dansacademies in Nederland en Vlaanderen. Enkele vragen die aanbod komen zijn: Wat is daar de afgelopen tien jaar veranderd in het curriculum? Hoe kunnen dansdocenten hun leerlingen het beste voorbereiden op zo’n opleiding? En hoe zien zij de ‘dansdocent van de toekomst’?

Sanne Fokkens

Sanne Fokkens is redacteur Trends & Curriculum. Ze studeerde Theaterwetenschap aan de UvA en Docent Dans bij ArtEZ. Ze heeft zeventien jaar werkervaring als allround dansdocent, choreograaf, dramaturg en consultant. Ze schreef voor Dans Magazine en werkte als adviseur dans bij Kunstfactor (voorloper van LKCA). Daarnaast is zij oprichter en was ze artistiek coördinator van Stichting Danstheater VOS. Voor Dansdocent.nu gaat Sanne in gesprek met de artistiek leiders van dansacademies in Nederland en Vlaanderen en onderzoekt ze hoe het vak dansdocent zich aan het ontwikkelen is.