Zo laat je jongeren choreograferen met de Prepare-Create-Perform-Respond methode
MUZIEK & LESMATERIAAL | Rimke Saan duikt in dit artikel in de Prepare, Create, Perform, Respond (PCPR) methode van het Amerikaanse dansgezelschap Hubbard Street Dance Chicago. Deze methode wordt gebruikt om leerlingen op reguliere scholen choreografieën te laten maken. Rimke legt uit hoe de methode werkt en hoe je die in een lesplan van 5 lessen kunt toepassen. Met deze lesplannen leren jongeren om zelf dansen te maken, net zoals echte choreografen dit zouden doen.
Zelf dans maken, hoe dan?
Als dansdocent moet je niet alleen goed kunnen dansen en doceren, je moet ook overweg kunnen met (lesgeven in) choreograferen. Dans maken is een skill die ik als tiener weinig aangereikt kreeg tijdens mijn danslessen. Ik ben wel eens met een dansvriendin zelf de studio ingedoken, maar daar kwam dan een heel cheesy en weinig artistiek dansje uit. Nu ik zelf docent ben, vind ik het leuk en belangrijk om mijn leerlingen dat wél aan te bieden. Zeker de jonge leerlingen, die net als ik een ambitie hebben om later danser of docent te worden, leren dan alvast de vaardigheden die ik pas op de academie heb geleerd. Ze lopen daarmee een stap voor.
In dit artikel wil ik vooral ingaan op hoe je de leerlingen kan leren choreograferen. Op de academie ben ik weliswaar veel bezig geweest met choreograferen, maar een echt stappenplan om dit mijn leerlingen aan te reiken heb ik niet. Ik ken de tools om zelf nieuwe bewegingen te verzinnen. Ik weet waar ik nieuwe inspiratie vandaan kan halen. Ik snap hoe ik tijd, kracht en ruimte kan inzetten om mijn choreografie betekenis te geven. Maar hoe breng ik dit op een zo helder mogelijke manier over naar een groep (op dit gebied) onervaren leerlingen? Daar heb ik op de academie onvoldoende les in gehad.
De PCPR-methode
Daarom heb ik nu zelf een plan op papier gezet en ging ik op zoek naar aanvullende inspiratiebronnen. Al snel stuitte ik op het artikel ‘Best Instructional Practices for Developing Student Choreographers’ (Humphreys & Kimbrell, 2013). Hierin wordt de PCPR-methode uitgelegd, een methode die voor mij helemaal nieuw is maar toch aansluit op het plan dat ik op papier had gezet - alleen dan veel uitgebreider! PCPR staat voor Prepare, Create, Perform en Respond. Deze methode is ontwikkeld door het Amerikaanse dansgezelschap Hubbard Street Dance Chicago (HSDC) tijdens hun residenties op basisscholen rondom Chicago.
Met deze PCPR-methode leren ze leerlingen na te denken over waarom ze een keuze maken voor een bepaalde beweging en welk effect dit heeft op het publiek. De reactie van de toeschouwer is daarbij heel belangrijk. Wat heb je gezien? Wat heb je gevoeld? Het docententeam van HDSC vindt het namelijk belangrijk om de kinderen aan wie ze lesgeven te behandelen als choreografen. Ze bieden hen daarom dezelfde tools zoals ook professionele choreografen die zouden gebruiken. Door het creatieve proces te benadrukken sluiten ze in hun onderwijsaanbod bovendien aan op regionale en nationale (Amerikaanse) kerndoelen voor het onderwijs.
Met hun methode, zo blijkt uit onderzoek, verbeteren de vaardigheden van leerlingen om een choreografie te maken. Deze choreografieën van leerlingen scoren beter (in rubrieken die later aan bod komen) na de lessenreeks dan ervoor. Hoewel HSDC deze methode heeft ontwikkeld voor lessen met jonge kinderen, denk ik dat deze methode ook zeer geschikt is voor tieners en volwassenen. Vooral door de bewustwording van het maakproces en het leren feedback geven, zowel aan zichzelf als aan groepsgenoten.
De PCPR-methode wordt door HSDC op basisscholen aangeboden in een periode van zo’n 8 tot 25 lesuren. In mijn artikel verwerk ik de stappen van de PCPR-methode in mijn eigen lesplan verdeeld over vijf lessen. Je kan er ook voor kiezen om een aantal lessen te herhalen voor je overstapt naar de volgende les. Dat hangt af van het niveau van de groep leerlingen en van de kwaliteit die je met hen wil bereiken.
Maar eerst: hoe geef je feedback?
Reageren (Respond) wordt als laatste onderdeel van de methode benoemd. Dit is echter niet per se iets voor de laatste les! Alle onderdelen (Prepare, Create, Perform, Respond) vinden namelijk in elke les plaats. Leren om te reageren op wat je ziet en het ontvangen van feedback draagt bij aan het ontwikkelen van de vaardigheden die leerling-choreografen nodig hebben. De reacties die worden gegeven of ontvangen zetten hen aan het denken over de keuzes die ze maken. Hoe komt materiaal over op anderen? Wat mist er of wat is er nodig?
Zo gebruikt HSDC een rubric (observatieformulier) om de kwaliteit van een choreografie te scoren. Op deze manier kunnen leerlingen zien wat er goed en minder goed is aan het gemaakte materiaal. Verder wordt de Eyes see/mind sees-methode gebruikt, een simpele manier om objectiviteit en subjectiviteit van elkaar te onderscheiden. Leerlingen kunnen op die manier zowel ingaan op wat er daadwerkelijk te zien was als op alles wat zij erbij voelden. De peerfeedback (leerlingen over andere leerlingen) wordt in het gehele lesplan ingezet. Leerlingen laten hun werk zien en krijgen vervolgens een reactie van ‘het publiek’, in dit geval hun klasgenoten. Met die feedback kunnen ze hun dans verbeteren. Daarnaast is ook zelfreflectie belangrijk binnen deze methode.
Les 1: Voorbereiden (Prepare)
Bij de PCPR-methode wordt benadrukt hoe belangrijk het is dat leerlingen leren om uniek materiaal te maken en niet enkel de danspasjes die ze reeds kennen te herhalen. Om van start te gaan werkt HSDG met shared vocabulary. Dat zijn bewegingen waarmee leerlingen kunnen beginnen om later via keuzes en nieuwe inzichten dit te personaliseren. Het gezelschap kiest bewust niet voor danspassen uit een specifieke dansstijl, maar gaat direct aan de slag met zelf creëren. Zij benoemen daarbij het voordeel dat er zo een leerlinggericht leerklimaat ontstaat dat eigenaarschap bevordert.
Om dit te bereiken zet ik in mijn lesplan een dansvideo in. Ik heb gekozen voor een trailer van een voorstelling van Scapino Ballet, omdat in deze trailer veel verrassende moves en duidelijke gezichtsuitdrukkingen te zien zijn. Maar je kunt natuurlijk zelf een video met ander dansmateriaal kiezen dat beter bij de interesses en culturele achtergrond van jouw leerlingen past! Het gaat er gewoon om dat je een gezamenlijk vertrekpunt hebt.
Acties:
De groep gaat kijken naar een teaser van de voorstelling WOLF (Scapino Ballet Rotterdam). Het filmpje duurt ongeveer een minuut. Deze voorstelling is zowel in modern/jazz als in urban lessen inzetbaar en ligt qua sfeer heel open voor interpretatie. Een mooi beginpunt wat mij betreft. Er is ook een registratie van de hele voorstelling. Je zou er ook voor kunnen kiezen om de leerlingen dit thuis alvast te laten bekijken of er een stuk uit te kiezen. Het stuk tussen 17 en 20 minuten is heel goed bruikbaar. Tijdens het kijken schrijft de groep op een blad papier wat hen opvalt. Een sfeer, een opstelling, een beweging. Alles wat hen te binnen schiet.
Hierna is het tijd voor een begeleide improvisatie-opdracht. Leerlingen staan in de ruimte met hun ogen dicht. Ze proberen zich voor te stellen wat ze hebben gezien op de video. Met hun ogen dicht proberen ze een aantal bewegingen terug te halen.
Daarna doet iedereen de ogen open en mogen de leerlingen door de zaal bewegen. Zowel met eigen bewegingen als met bewegingen die ze hebben onthouden van de video of die erop geïnspireerd zijn.
De helft van de groep gaat zitten en kijkt naar de andere helft van de groep. Zo kan iedereen weer extra inspiratie op doen. Daarna wisselen ze om.
Nu maken de leerlingen in groepjes een stukje dansmateriaal met nieuwe bewegingen, geïnspireerd op de bewegingen en/of emoties uit de trailer.
Aan het einde van de les laat elk groepje hun dansmateriaal zien aan de rest van de groep.
Daarna wordt een choreografische rubric uitgedeeld door de docent (zie figuur 1). Elke groep danst nog een keer, maar nu kijken de andere leerlingen mee op de rubric. Ze bespreken hoe elke groep scoort. Bewaar de uitslag hiervan goed! De choreografieën worden gescoord op de onderstaande onderdelen:
Kan een leerling het bewegingsmateriaal uit de opdracht ‘eigen’ maken?
Het gaat er hierbij om dat een leerling de bewegingen die hij/zij leert kan gebruiken om een choreografie te maken. De leerling kopieert niet simpelweg de bewegingen, maar zet deze om in bewegingen met een persoonlijke touch. In het geval van deze les gebruiken de leerlingen niet simpelweg bewegingen uit het filmpje, maar geven ze daar zelf een draai aan.Kan een leerling een duidelijk begin, midden en eind maken?
Hierbij is het belangrijk dat leerlingen snappen dat er een opbouw in een dans hoort. Een begin, midden en een eind hebben een andere energie en dragen allemaal op een andere manier bij aan het verhaal van de dans. Ook de overgangen zijn belangrijk!Is de dans vastgelegd en kunnen ze het dansmateriaal herhalen?
De dans moet herhaalbaar zijn en dus geen improvisatie die elke keer anders gaat. De leerlingen moeten de danspassen onder de knie hebben en elke keer uitvoeren zoals ze zijn bedacht.Is de dans interessant voor publiek?
Is de dans interessant om naar te kijken en wordt het publiek aan het denken gezet/meegenomen in de dans?
Meteen in de eerste les wordt het onderdeel Respond dus verwerkt. Door leerlingen naar elkaar te laten kijken, leren ze hoe hetzelfde concept vertaald kan worden in verschillende lichamen. Ze leren om te zien wat een choreografie interessant maakt om naar te kijken en op wat voor manier je betekenis kan geven aan dans. Deze reflectieve vaardigheden van de leerlingen zijn heel belangrijk om later een choreograaf te worden die bewust is van het effect van zijn/haar keuzes op het publiek.
Les 2 en 3: Creëren (Create, Perform, Respond)
In les 2 en 3 is het tijd voor de tweede fase: creëren. Inderdaad… dat hebben we al een beetje gedaan, maar dit keer gaan we bewuster te werk. Leerlingen beginnen met brainstormen, maken dan een eerste versie van hun dans en delen dit met groepsgenoten. Vervolgens geven de groepsgenoten feedback en kunnen leerlingen hun materiaal aanpassen. Binnen het creatieproces vindt dus een cyclus plaats van: creëren, optreden en reageren.
Acties:
De leerlingen gaan aan de slag met het materiaal dat ze de vorige les hebben gemaakt. Ze gebruiken de ingevulde rubriek om te zien op welke gebieden ze al goed scoren en op welke criteria ze nog kunnen verbeteren. Verder krijgen ze vragen (zie stap 2 en 3) die hen kunnen helpen tijdens het maakproces.
De leerlingen beginnen met een brainstorm. Daarin bedenken ze wat ze precies over willen brengen. Ze verzinnen een thema dat volgens hen bij WOLF past. Geef de leerlingen een groot vel papier. In het midden zetten ze het woord ‘WOLF’. De leerlingen uit de groepjes schrijven om het woord heen alle thema’s die ze bij de voorstelling vinden passen. Ze overleggen daarna welk met thema ze verder willen gaan. Bijvoorbeeld: mannelijkheid. Vervolgens schrijven ze dat thema aan de achterkant midden op het vel. Nu schrijven ze rond dit woord (mannelijkheid) alles wat ze bij dit thema vinden passen. Hierna kunnen ze aan de slag.
Bespreek met alle groepjes de volgende twee vragen:
- Wat wil je overbrengen?
- Wat heb je ervoor nodig om dat te doen? (Welke bewegingen, welke structuren, welke posities, etcetera).
De leerlingen schrijven hun antwoorden duidelijk voor zichzelf op.De groepen gaan nu aan de slag met een plan waarin zij de choreografie alvast vormgeven. Ze gebruiken daarbij 5 vragen:
Hoe begint de choreografie?
Wat gebeurt er in het midden? (deel 1)
Wat gebeurt er in het midden? (deel 2)
Wat gebeurt er in het midden? (deel 3)
Hoe eindigt de choreografie?
Bij elke stap moeten ze ook kunnen uitleggen waarom.
Aan de hand van stap 2 en 3 gaan de leerlingen aan de slag met het maken van hun choreografie.
De leerlingen laten de tweede versie van hun choreografie zien aan een ander groepje. Daarna gaan de groepjes op elkaar reageren.
Het ‘publiek’ uit het andere groepje gaat dit keer reageren met het Eye See/Mind Sees-principe. Dit hoort bij de PCPR methode. Het geeft het publiek (de klasgenoten) een houvast om te reageren met feedback waar de choreograaf (de leerlingen dus) iets mee kan. Eén van de leerlingen uit het publiek vertelt eerst heel letterlijk wat die heeft gezien. Welke lichaamsdelen trokken de aandacht? Wat voor bewegingskwaliteiten werden er gebruikt? Wat waren de ruimtelijke patronen? Enzovoorts. Daarna vertelt dezelfde klasgenoot over diens gedachten. Welke emoties, thema’s of verhalen kwamen op tijdens het kijken? De choreograaf-leerlingen noteren de feedback die ze krijgen. Daarna laat het andere groepje de choreografie zien en wisselt de rol van publiek om.Les 3 is vrijwel hetzelfde als les 2. Leerlingen gaan aan de slag met de feedback van de Eye See/Mind Sees-methode en maken een derde versie van hun dans. Dit keer laten de leerlingen aan het einde van de les hun materiaal zien aan de hele groep. Zo worden meerdere vormen van feedback geven in de les verwerkt. Zorg dat elk groepje wordt gefilmd door een ander groepje als zij hun laatste versie presenteren aan elkaar. Dit filmpje is belangrijk voor het onderdeel zelfreflectie in les 4.
Les 4: Zelfreflectie (Reflect)
Inmiddels heeft elk groepje een derde versie van de dans af. Zij hebben voor zichzelf duidelijk wat ze willen overbrengen, hoe ze dat willen doen, en ook weten ze hoe de dans op anderen overkomt. Het is nu tijd voor zelfreflectie.Het is namelijk belangrijk dat leerlingen leren dat de eerste, tweede, derde of zelfs vierde versie van een dans niet direct de eindversie is. Door goed naar zichzelf te kijken, kunnen ze de dans blijven verbeteren.
Acties:
Laat de groepjes de filmpjes van de vorige les terugkijken.
Daarna lezen de leerlingen terug wat ze in les 2 hebben opgeschreven bij hun vragen over het begin, midden en eind. Na het terugkijken van de video, evalueren ze samen of ze in de video terugzien wat ze hebben geantwoord bij hun vragen. Bijvoorbeeld:
Vraag: Hoe begint de choreografie?
Antwoord: De choreografie begint met 1 danser in het midden van het podium. Daarna druppelen de andere dansers binnen.
Reflectie: In de video druppelen de dansers wel binnen, maar dit gaat redelijk snel. Het lijkt daardoor alsof ze tegelijk binnen komen. Er kan meer tijd zitten tussen het binnenkomen van elke dansers.Daarnaast pakken de leerlingen nog een keer de rubriek (figuur 1) erbij. Ze bekijken samen of ze al meer yeah!’s scoren dan tijdens hun eerste versie van de dans.
De leerlingen gaan nu aan de slag met hun vierde versie van de dans. Deze laten ze aan het einde van de les zien aan de groep. De groep reflecteert nogmaals met
de Eye See/Mind Sees-methode. Film weer alle groepen.
Les 5: Optreden (Perform)
Tijdens de laatste les is het tijd voor het uitvoeren van de dans. De PCPR-methode benadrukt dat een dans choreografisch nog zo ‘goed’ kan zijn, maar door een verkeerde uitvoering volledig in het water kan vallen. Het is daarom heel belangrijk dat leerlingen de uitvoering van de dans goed oefenen. Leerlingen vervulden tot nu toe constant de dubbelrol van choreograaf en danser, maar in deze les gaan we vooral de danser-rol uitwerken.
Acties:
Leerlingen gaan de film van vorige les terugkijken. Daarna bespreken de groepjes verbeterpunten op danstechnisch gebied. Kunnen er voeten beter gestrekt worden? Zijn er armen die ongelijk bewegen? Enzovoorts.
De leerlingen oefenen hun verbeterpunten en filmen zelf de dans nog een keer. Vervolgens bekijken ze weer de video en herhalen ze dit proces van bekijken, oefenen en filmen een aantal keer.
Aan het einde van de les is het tijd voor de ‘echte’ performance. Dit kun je op een aantal manier aanpakken. Denk aan het uitnodigen van de ouders van de leerlingen in de studio de laatste 15 minuten van de les. Een livestream voor publiek is natuurlijk ook leuk! Of misschien wil je elke dans filmen en op sociale media delen. Uiteraard alleen wanneer alle leerlingen daarmee akkoord zijn gegaan!
Wat zijn jouw ervaringen?
In deze lessenreeks ben ik heel uitgebreid ingegaan op het maken van choreografie. De leerlingen zijn echt aan de slag gegaan als choreografen en hebben geleerd om niet zomaar wat te maken. Door deze lessenreeks worden ze bewust hoe belangrijk je keuzes als choreograaf zijn en leren ze hoe ze feedback kunnen geven. Je kunt dit proces natuurlijk ook veel kleinschaliger aanpakken en kleine onderdelen uit dit lesplan meepakken tijdens je lessen. Zowel op amateurscholen als in het onderwijs zou je deze lessenreeks goed kunnen inzetten.
Ik ben benieuwd naar jouw ervaringen. Hoe pak jij het maken van choreografie met jongeren aan? Laat het ons weten in een opmerking hieronder!
Bronnen
Humphreys, K., & Kimbrell, S. (2013). Best Instructional Practices for Developing Student Choreographers.Journal of Dance Education 13(3), 84–91.
MUZIEK & LESMATERIAAL - JONGEREN
Als dansdocent ben je veel tijd kwijt met voorbereiding. Uren die niet betaald worden. Vooral muziek zoeken voor een nieuwe les neemt veel tijd in beslag. Bovendien veranderen jongeren continu van mening over wat hip is en wat niet. Naar welke muziek luisteren zij? Welke moves zijn cool? Wat speelt er in hun leven? Maar vooral: hoe speel je daar op in? Onze redacteuren Muziek & Lesmateriaal werken veel met jongeren en schrijven artikelen met oefeningen en muzieksuggesties voor danslessen, vergezeld van didactische tips. Laat je inspireren!