Dansend Nederlands leren: een taaldansles voor kleuters met het thema winter
MUZIEK & LESMATERIAAL I Geef jij les aan kleuters? Dan kun je hen in jouw dansles aan een grotere woordenschat helpen! In haar vorige artikelen beschreef Saskia Sap haar onderzoek naar dansend taal leren voor NT2-kleuters en gaf ze didactische tips. Nu deelt ze een lesplan taaldans met je, met als thema: winter. In deze dansles leren kleuters wat langzaam en snel bewegen is, de namen van hun lichaamsdelen, en winter-woorden als ‘de schaats’, ‘het wak’ en ‘bibberen’.
Lesplan taaldans
Dans kan jonge kinderen helpen bij het leren van een nieuwe taal. Dat blijkt uit mijn onderzoek, dat ik onlangs afrondde bij het Lectoraat Kunsteducatie in Amsterdam. In het boekje Dansend Nederlands leren voor NT2-kleuters (2023) - en mijn vorige artikelen (theoretische achtergrond en tips) op Dansdocent.nu - beschreef ik het TOLD-model: taalondersteunend lesgeven door dans.
Met het TOLD-lesplan dat ik in dit artikel beschrijf, kan je zelf in je dansles een bijdrage leveren aan de taalontwikkeling van jouw kleuters. Dit kan bijvoorbeeld tijdens danslessen in het basisonderwijs, maar je kan het lesplan zeker ook toepassen bij je gewone kleuterlessen in de dansstudio. Voor kleuters die thuis een andere taal spreken dan Nederlands en voor (jonge) kleuters die hun eigen taal nog niet zo goed beheersen, kies je relatief eenvoudige woorden. Voor oudere en meer ervaren kleuters zoek je nieuwe woorden met wat meer uitdaging.
Als je niet goed weet hoe te beginnen met het ontwikkelen van taal in je dansles, kan je dit lesplan gewoon overnemen en kijken hoe dit voor jou als dansdocent werkt. Natuurlijk kan je er - meteen, of later - allerlei onderdelen aan toevoegen die je zelf leuk vindt. De oefeningen komen ook goed van pas in een reguliere dansles, want er zitten ook andere doelen in dan woordenschatontwikkeling. Zoals tegenstellingen (de leerlingen kunnen het verschil laten zien tussen snel en langzaam bewegen) en isolaties (de leerlingen kunnen een aantal lichaamsdelen geïsoleerd bewegen).
Woordenschatontwikkeling
Dit lesplan over de winter stimuleert vooral de ontwikkeling van de woordenschat van je kleuters. In dit lesplan koos ik voor de winter-woorden: de sneeuw, de sneeuwbal, de sneeuwpop, de schaats, het wak, rollen, schaatsen, bibberen. Daarnaast staan de woorden ‘langzaam’ en ‘snel’ centraal in deze dansles. Evenals de lichaamsdelen: de neus, de knie, de elleboog en de rug. De kernwoorden van deze les zijn in de oefeningen vet afgedrukt.
Gaan de lessen plaatsvinden op een basisschool? Vraag dan aan de kleuterleerkracht met welke (winter)woorden uit de taalmethode op dat moment in de klas wordt gewerkt, zodat je erop kan aansluiten. Dit heeft vaak een positief effect vanwege de herhaling, zoals uit mijn onderzoek bleek. Geef je de les in een dansstudio of heb je geen gelegenheid om te overleggen met de leerkracht? Zoek dan op internet de woordkaarten van het thema winter op, die geven je vast veel inspiratie.
Elke taalmethode heeft namelijk woordkaarten die bij de verschillende thema’s en leeftijdsgroepen horen. Deze taalmethodes geven je als niet-leerkracht helaas niet altijd toegang, maar er zijn websites, zoals die van juf Anja, die veel mooie woordkaarten bieden. Zo heeft Juf Anja ook kant-en-klare woordkaarten over de winter, die je gratis kunt downloaden! Kies een aantal van deze woorden als kernwoorden waarmee je in je dansles een aantal leuke dansopdrachten kan maken.
De voorbereiding
Benodigdheden:
een aantal posters/afbeeldingen van de winter
muts, wanten en een sjaal
een paar schaatsen
een foto van een wak in het ijs
een foto van een sneeuwpop
een zak wattenbolletjes.
Tijdens het voorbereiden van deze les met het thema winter verzamel je leuke spullen die iets met dit seizoen te maken hebben. Voor deze les heb ik een muts, wanten, een sjaal, een paar schaatsen, een foto van een wak in het ijs en een zak witte wattenbolletjes gebruikt. Deze kan je als decoratie in de ruimte neerleggen of aan de muur hangen. Ook een paar posters of A4-tjes van een mooi winterlandschap of een sneeuwpop mogen natuurlijk niet ontbreken. Zo tover je de ruimte direct om in de sfeer het winterthema!
De bedoeling van deze rijke leeromgeving is dat dit alles bij de kinderen het gebruik van taal uitlokt: ze gaan praten over wat ze om zich heen zien, stellen vragen en gaan er direct mee aan de slag, zelfs al voordat de les begint! Wil je hier meer uitleg over? Lees dan ook mijn artikel met didactische tips voor de taaldansles.
Opdracht 1 | Kring: ontmoeting en lichaamsdelen
♫ Muziek: The Pop-up Book - Paddington 2 Soundtrack
Dansante doelen (fysiek): ontmoeting, opwarming, isoleren van lichaamsdelen
Taaldoelen: de lichaamsdelen en lidwoorden oefenen
Benodigdheden: winterkleding die je aan de zijkant of in het midden van de ruimte hebt klaargelegdElke TOLD-les begint in de kring. Begroet de kinderen en vertel dat jullie in deze les gaan dansen over de winter. Deze keer beginnen jullie op de grond, alsof jullie in bed liggen. Zet de muziek aan en laat de kinderen daarna jou volgen in de bewegingen, terwijl je praat over wat er gebeurt. Jullie worden wakker en rekken jullie uit. Dan staan jullie op, doen jullie de gordijnen open en… Wat zien jullie buiten? Het sneeuwt!
Iedereen doet de bewegingen van het aantrekken van laarzen en het aandoen van een muts, sjaal en wanten. Verwijs daarbij naar de kledingstukken die je meegenomen hebt. Nog steeds op de eigen plek in de kring rennen jullie de trap af en de deur uit. Nu staan jullie buiten en kijken omhoog.
Er vallen nog steeds sneeuwvlokjes! Je vangt er eentje op met je neus. Zeg erbij: ‘Dit is de neus. Zeg maar mee: de neus!’ De kinderen spreken allemaal tegelijk dit woord uit. Vang ook een sneeuwvlokje op met een paar andere lichaamsdelen, bijvoorbeeld de knie, de elleboog, de rug - of moeilijker: de kuit, het achterhoofd - enzovoort. Laat de kinderen deze woorden steeds mee zeggen, met het juiste lidwoord (de/het). De lidwoorden kunnen namelijk alleen worden geleerd door herhaling, omdat er geen regels voor zijn.
Weten de kleuters zelf ook nog een paar lichaamsdelen waarmee ze een sneeuwvlok kunnen vangen? Doe hier hetzelfde mee. Tussendoor doe je kleine dansbewegingen als lopen op de plaats, stap-tik of sprongetjes. Blijf interactie houden met de kinderen door te herhalen wat zij zeggen en hen te vragen om jouw woorden te herhalen. Op deze manier heb je een leuke warming-up die de kleuters helpt bij het vergroten van hun woordenschat over het lichaam.
Opdracht 2 | Ruimte: verkennen in het thema
♫ Muziek: Eple - Röyksopp
Dansante doelen: tegenstellingen in tempo, ruimtegebruik
Taaldoelen: leren/oefenen van de kernwoorden de sneeuw, langzaam/snel, de sneeuwbal, de sneeuwpop
Benodigdheden: afbeelding van sneeuwpopAls jullie lekker zijn opgewarmd, gaan jullie groter bewegen en de zaal verkennen. Uiteraard nog steeds in het winterthema. Zet de muziek aan. Jullie gaan lopen door de sneeuw. Benoem samen weer: de sneeuw. Met jullie laarzen nemen jullie heel grote stappen door de sneeuw, kriskras door de ruimte. Daarvoor moet je je voeten steeds hoog optillen. Wie kan het hoogste komen? Laat de kinderen echt de hele ruimte gebruiken. De sneeuw ligt in alle hoeken!
Tussendoor kan je de muziek stopzetten, zodat de kinderen stilstaan. Daarna verplaatsen ze zich weer, met de muziek. Soms lopen jullie langzaam, soms snel. Benadruk deze woorden en laat de kinderen ze herhalen terwijl jullie ze uitbeelden. Van de sneeuw kunnen jullie ook sneeuwballen en een sneeuwpop. De sneeuwbal is rond en kan rollen. De sneeuwpop is dik en rond en loopt schommelend. Beeld ze samen uit en benoem ze regelmatig.
Opdracht 3 | Kring: passieve en actieve woordenschat
Dansante doelen: voorbereiden van de dansacties voor de vrije expressie-opdracht
Taaldoelen: het opfrissen van de actieve woordenschat en het actief maken van de passieve woordenschat (de schaats, schaatsen, wak)
Benodigdheden: een paar schaatsen, een afbeelding van een wakAls een kind een nieuw woord leert, valt dat eerst onder de passieve woordenschat. Het kind zal het woord namelijk begrijpen, maar nog niet meteen goed kunnen gebruiken: vandaar de term ‘passief’. Na een aantal malen herhalen en oefenen met dat woord, zal het kind het woord ook in de juiste context gaan gebruiken, waardoor het nieuwe woord als het ware verplaatst wordt naar de actieve woordenschat. In dit lesonderdeel introduceer je nieuwe woorden bij de kinderen en herhaal je recent aangeleerde woorden.
Voor deze opdracht gaan jullie in de kring zitten, om een stukje rust te creëren. Je hebt een voorwerp meegenomen dat met de winter te maken heeft: de schaats. De meeste kleuters zullen dit herkennen, dus waarschijnlijk maakt dit woord al deel uit van hun actieve woordenschat. Vraag aan de kinderen of zij zelf wel eens geschaatst hebben en hoe ze dat vonden. Luister en reageer op wat zij vertellen. Laat de kinderen het woord de schaats herhalen en ga dan staan. Vertel dat we ook het werkwoord schaatsen hebben en maak op je schaatsende bewegingen met je benen. Schaats samen met de kinderen een paar rondjes in de kring, eventueel met muziek.
Dan gaan jullie weer zitten en introduceer je een nieuw woord, waarvan je het vermoeden hebt dat ze het nog niet (vaak) gebruiken (passieve woordenschat). Dat woord is deze keer: het wak. Je vertelt dat je kan schaatsen op het ijs, maar dat het ijs kapot kan gaan en dan ontstaat er een wak. Laat een afbeelding hiervan zien. Als je tijdens het schaatsen in een wak valt, is dat niet leuk! Je valt en je wordt helemaal koud door het water. Dan moet je bibberen.
Opdracht 4 | Ruimte: persoonlijke ontwikkeling
♫ Muziek: Leentje Lint - Dansspetters
Dansante doelen: reageren op de muziek, verschillende bewegingskwaliteiten uitbeelden, gevoelens uiten
Nu gaan jullie de begrippen die jullie zojuist besproken hebben, uitbeelden. De kinderen mogen schaatsen, vallen in het wak, weer opstaan en bibberen met hun hele lichaam (of met een lichaamsdeel). De muziek geeft de verschillende bewegingskenmerken aan.
Deze opdracht kan je uitbreiden door aan de bewegingen gevoelens te koppelen. Praat dan van tevoren even met de kinderen over verschillende soorten gevoelens. Het schaatsen kan bijvoorbeeld een fijn en gelukkig gevoel geven. Hoe kijk je dan, hoe beweeg je dan? En hoe is dat als je bang bent om te vallen? Zijn ze zelf weleens bang geweest? Als je in een wak bent gevallen, ben je misschien verdrietig. Hoe dans je dan? Vervolgens kunnen ze op de muziek hun eigen gevoelens uiten, zoals blijdschap, trots, angst of verdriet.
Opdracht 5 | Danslied
♫ Muziek: The Last Station - The Academy Orchestra
Dansant en taaldoel: samenvoegen van taal en beweging
De korte choreografie ter afsluiting van de les gaat natuurlijk ook over de winter. Dit is een lied met dansbewegingen. De bijbehorende bewegingen staan achter elke regel. Aan het begin vinden de kinderen dit nog moeilijk, want zingen en tegelijk bewegen is pittig voor hen. Vaak gaat eerst óf het zingen óf het bewegen beter. Maar het uiteindelijk kunnen samenvoegen is wel heel effectief bij de taalontwikkeling! Zing daarom zelf luid en duidelijk mee en nodig hen uit om lekker mee te zingen. Hoe vaker je het danslied met hen doet, hoe beter ze de woorden en de bewegingen gaan combineren en onthouden.
Laarzen, laarzen doe ik aan (til je been op en pak je rechtervoet vast, dan je linkervoet)
Laarzen, laarzen om naar buiten te gaan (idem)
Muts en wanten en een sjaal (handen eerst op je hoofd, dan elke hand met de andere hand ‘een want aan geven’, vervolgens met één arm een draaibeweging maken rond je hoofd)
Ik ben klaar nu, helemaal! (spreid je armen naast je)Schaatsen, schaatsen kan ik goed (maak een schaatsbeweging naar rechts en links)
Schaatsen, schaatsen zoals het moet (idem)
Glijden, glijden een wak is daar (val op je billen)
Kijk uit voor dat gevaar (sta op en sla je handen verschrikt voor je mond)— instrumentaal tussenspel, hier kan je de kinderen vrij laten dansen
Sneeuwpop, sneeuwpop dik en rond (waggel heen en weer met je armen rond opzij)
Sneeuwpop, sneeuwpop op de grond (idem, ga daarna zitten)
Rollen, rollen heen en weer (rol een klein stukje naar een kant en weer terug)
Ik bibber nog een keer (schud al je lichaamsdelen en sta op)Je kan nu het hele danslied herhalen, vanaf het begin (in de muziek zit nu geen tussenspel). Aan het einde heb je nog een paar maten over voor een mooie gezamenlijke eindpose in de sneeuw.
Opdracht 6 | Terugblik met de kinderen
Aan het einde van de les haal je terug wat jullie samen gedaan hebben in de les en welke woorden jullie geleerd hebben. Dit doe je het liefst weer in de kring, of aan de kant van de zaal op een bankje. Laat een kind iets voordoen ter illustratie van een woord. Vraag wat de kinderen het leukste vonden van de les. Ook hier stimuleer je weer interactie, want die is heel belangrijk voor hun woordenschatontwikkeling.
BRONNEN
Juf Anja. (2022, 19 december). Woordkaarten Winter. Geraadpleegd op 22 januari 2024.
Sap, S. (2023). Dansend Nederlands leren voor NT2-kleuters. Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten.
MUZIEK & LESMATERIAAL - KLEUTERS
Als dansdocent ben je veel tijd kwijt met voorbereiding. Uren die niet betaald worden. Vooral muziek zoeken voor een nieuwe les is een hels karwij. Wie kent er nog een leuk liedje over de winter? Of over vlinders? Leeuwen? Bijen? En welke oefening doen we daar bij? Help! Onze redacteur Muziek & Lesmateriaal schrijft artikelen met oefeningen en lesplannen voor danslessen voor peuters en kleuters. Deze worden vergezeld van muzieksuggesties, zodat jullie nooit meer lang hoeven te zoeken naar een geschikt muzieknummer!