Blessures: Lesgeven met twee benen en mijn linkerarm
YOUNG DANCE PROFESSIONAL | Dansdocente Rimke Saan is nog maar één maand fulltime aan het werk als zij geblesseerd raakt. Als zij eindelijk een dagje vrij heeft, sluit ze haar dag af in het ziekenhuis door een stom ongelukje. De danslessen die zij de dagen erna geeft, zien er anders uit dan normaal. Waar loopt zij tegenaan? En welke oplossingen zijn er te vinden?
Hulpjuf
Vrijdagmiddag 3:30 uur. Een stuk of elf energieke kinderen komen de danszaal binnen rennen. Als ze me zien, schrikken ze. “Wat heeft u nu gedaan juf?!” roept er eentje. Lachend vertel ik ze dat ik vandaag een hulpje nodig heb. Meteen gaan zes vingers de lucht in. Ik besluit een meisje te kiezen dat altijd vooraan staat en weet wat ze doet. Dit heb ik helemaal onder controle, denk ik. Een didactische zet uit de boekjes. Ik leg uit aan mijn hulpjuf dat ik met één arm beweeg, maar ik twee armen bedoel. Ze knikt begrijpend: “Juf, maak je maar geen zorgen. Ik heb het onder controle.”
Met goede moed zet ik mijn muziek aan. Het is met één hand minder vast zo moeilijk nog niet om les te geven Ik ga voor de groep staan naast mijn hulpjuf en begin met de welbekende ‘adem in’. Bij inademen gaan de armen omhoog. Bij uitademen gaan de arme omlaag. Twee armen tegelijk. Zo begin ik elke week mijn les. Met haar vertrouwde energie en inzet begint mijn hulpje met bewegen. Haar rechterhand vliegt omhoog tijdens het inademen en omlaag bij het uitademen. De rest van de groep doet vrolijk met hun rechterarm mee. En links? Die doet helemaal niks. Nog drie lange weken te gaan.
Flashback
Het is woensdagavond. Na een week en weekend hard werken heb ik eindelijk kunnen genieten van een dagje vrij. Een dag om op te laden. Morgen weer helemaal fris en fruitig om hard te werken, dacht ik vanmiddag nog. Nu ziet het er allemaal minder rooskleurig uit. Roodkleurig, dat wel. Ik zit bij de eerste hulp. Een roodkleurig verband wordt om mijn onderarm gewikkeld. Ondertussen knipt mijn vriend figuurtjes uit blauwe stukken verband die we er nog op plakken. “Ze zullen het vast mooi vinden je leerlingen”, zegt de verpleegster. “Maar met dit verhaal kan je natuurlijk niet aankomen.”
Ik heb mijn pink gebroken. Na een spelletje monopoly, waarbij ik overigens heb verloren, ben ik tegen de deurpost opgelopen van onze studeerkamer. Ik liep rustig met de doos naar binnen met al mijn lichaamsdelen. Op mijn pink na. Die bleef achter en stond na een harde krak de verkeerde kant op. Het bleek een gebroken bot aan de onderkant van mijn pink. Een spalk biedt niet genoeg steun. Daarom loop ik nu met rood gips tot aan de helft van mijn onderarm. Voor de komende drie weken. Een goed begin voor mijn eerste jaar als fulltime dansdocent.
Huilende proeflessers
Het is zaterdagochtend. Een nieuwe dag. Met nieuwe kansen. Ik begin vandaag met een peutergroep. Op mijn lijst staan een aantal kinderen die een proefles komen doen. De groep is redelijk nieuw en eigenlijk heb ik bijna geen leerlingen die echt weten wat ze moeten doen. Daarom zijn de lessen soms nog een kleine chaos. Proeflessers van drie jaar durven niet altijd zelf naar binnen. Nu worden ze ook nog bij de eerste kennismaking, waarbij ik meestal een hand schudt, afgeschrokken door dat rode gevaarte om mijn rechterarm. Als ik ze dan eenmaal naar binnen heb gelokt, durven ze vaak niet bij de andere kinderen te gaan zitten. Nu heb ik daar inmiddels als docent best wel een trucje voor bedacht, maar met één hand is het helaas moeilijker dan ik dacht.
Ik maak aan het begin van de les een kring met de handen vast. Dan moeten alle kinderen bij elkaar staan en is er meteen een gevoel van samenhorigheid. Vandaag heb ik echter twee nieuwe kinderen, die allebei mijn hand vast willen pakken. Bij het maken van de eerste kring heb ik meteen twee huilende kinderen. Maak maar eens een kring als je een hand niet kan gebruiken. Gelukkig heb ik één hand over voor het ene kindje en is de andere uiteindelijk tevreden met mijn elleboog.
Tijdens de les loop ik tegen meer ongemakken aan. Zo plak ik altijd stukjes tape op de grond om aan te geven waar de kinderen moeten staan. Nu gaat scheuren met één hand al lastig dus ben ik er een stuk langer bezig dan normaal. Ook begeleid ik de leerlingen meestal naar een plekje door ze op te tillen als ze mij niet begrijpen. Natuurlijk doet er vandaag nét zo’n leerling voor het eerst een les. Ik moet haar naar het stipje toe tillen om haar duidelijk te maken dat ze moet blijven staan. Ook dat gaat lastiger met een arm dan je denkt.
Zeker bij peuters kun je niet uitleggen dat je vandaag gewoon even je hand niet gebruikt. Ik voel me echt minder mobiel en minder bekwaam dan normaal. Ik denk dat ik volgende week een spelletje verzinnen waarbij de kinderen een arm niet kunnen gebruiken. Dat snappen ze misschien beter wat er aan de hand is.
Dreigementen
Ik sluit mijn weekend af met een dansles aan de selectieklas. Deze groep ken ik inmiddels al zo’n vier jaar. Het niveau in deze groep ligt hoog en ik maak me helemaal geen zorgen over mijn geblesseerde hand bij deze dansles. Als de kinderen de les inlopen schrikken ze. “Juf, wat heeft u gedaan?!” Ik vertel ze mijn ietwat gênante verhaal over dat ik gewoon mijn pink gestoten heb. Dit is inmiddels de twintigste keer vandaag. Net als de meeste ouders en oudere leerlingen beginnen ze te lachen. Want ja, je pink breken tijdens het dansen is ‘cool’. Je pink stoten en niet meer kunnen dansen, dat is alleen lachwekkend.
Tijdens de warming-up laat ik de leerlingen altijd een lange tijd een oefening doen met hun armen. Ze strekken die uit naar voren en weer naar beneden. Om te controleren of ze genoeg kracht zetten houd ik vaak mijn arm voor hun handen. Zij moeten dan hard genoeg duwen om mijn arm weg te krijgen. Zo ook vandaag, maar met links. De leerlingen hebben inmiddels wel door dat ze dat makkelijk kunnen als ze genoeg kracht zetten. Een aantal duwen zo hard dat het mijn arm pijn doet. Ik maak soms een grapje door met een grote boog om die leerlingen heen te lopen. Een van de leerlingen heeft het door. Ze roept naar mij: “Pas maar op hoor juf. Ik breek je andere pink.”
Ik heb deze groep zelf dansen laten maken. Blijkbaar heeft het breken van je pink geen goede invloed op je inspiratie en vindingrijkheid.
Wat ik niet gebroken heb
Het breken van iets kleins als je pink voelt heel erg stom. Vooral als je dan drie weken lang je rechterhand niet kunt gebruiken voor schrijven, typen, fietsen en dansen. Ze waarschuwen je altijd voor werk als dansdocent. Wat nou als je een blessure krijgt? Kan je dan nog wel lesgeven. Denkend aan die vraag, ben ik heel blij dat ik alleen mijn pink heb gebroken. Over drie weken kan ik weer alles doen wat ik wil (hoop ik). Ik had ook mijn pols kunnen breken of, nog erger, mijn been. Verder kan ik, wat minder mobiel en met minder inspiratie dan normaal, gewoon lesgeven en dus werken. Ik heb nog twee benen en een linkerarm over die top werken. Met andere woorden: ik ben heel dankbaar voor alles wat ik niet heb gebroken. En ik ben dankbaar voor de dicteerfunctie op mijn iPhone. Als je dit leest, weet je waarom.
YOUNG DANCE PROFESSIONAL
Hoera! Je bent afgestudeerd als dansdocent. En nu? In de rubriek ‘Young Dance Professional’ lees je alles over de perikelen van een jonge dansdocent. Wat komt ze tegen in het werkveld? Is ze daarop voorbereid door de opleiding? Wat zijn de successen? En de uitdagingen? Onze redacteur deelt haar ervaringen en nodigt je uit om mee te denken en je eigen ervaringen te delen. Je staat er niet alleen voor!