De dansopleiding van de toekomst. Een gesprek.
TRENDS & CURRICULUM | Sanne Fokkens studeerde in 2005 af bij de opleiding Docent Dans van ArtEZ en Lynn Kosakoy in 2017. Beiden maken voor Dansdocent.nu podcasts over de trends en ontwikkelingen op het gebied van danseducatie. Sanne gaat daarvoor in gesprek met de dansopleidingen en Lynn met de dansgezelschappen. Maar hoe denken ze eigenlijk zelf over de toekomst van danseducatie? En welke ontwikkelingen zijn er volgens hen nodig bij de dansopleidingen? Dat lees je in dit gesprek tussen Sanne en Lynn!
Sanne: Wat valt jou het meeste op uit de gesprekken die jij tot nu toe hebt gehad met de educatieve afdelingen van de dansgezelschappen?
Lynn: Ze hebben het allemaal over ‘verbinden’. En dan verbinden in de grootste zin van het woord, zoals in mijn eerste podcast met Adriaan Luteijn van Introdans naar voren kwam. Zij zijn erop gericht om verschillende doelgroepen een plekje te geven op een podium, het liefst allemaal samen en tegelijkertijd. In mijn tweede podcast met Sofie van Heesewijk van SALLY ging het in het nagesprek meer over verbinden van het werkveld. Als in: we moeten meer gaan praten met elkaar, zodat we eindelijk met z’n allen voor dans kunnen gaan staan en niet als allemaal kleine eilandjes.
S: Ik vind dat heel erg leuk om dat in jouw podcasts te horen, maar ik denk dat dat voor academies wel anders is. Bij de opleidingen gaat het nu veel meer over het ontwikkelen van de identiteit en de persoonlijkheid van de danser of docent. De focus is op het individu, niet het verbinden van de dansgemeenschap. Waar ik persoonlijk ook blij mee ben, want ik heb dat wel gemist in mijn tijd als student op de dansopleiding. Lynn, jij bent veel recenter afgestudeerd. Hoe was het voor jou?
L: Voor mij was het meer zoals jij het eigenlijk al omschrijft: gericht op het persoonlijk ontwikkelen van de student. Ook in recente curriculumontwikkelingen, zoals op de bacheloropleiding Docent Dans van ArtEZ, gaan ze steeds meer richting leerlinggestuurd onderwijs. Daar vervalt dan soms wel de techniek deels. Vanuit het werkveld komt dan toch wel de vraag: ‘Hoe komen we aan die technisch geschoolde dansdocenten?’ Ik heb ook wel eens geluiden gehoord over waarom de opleidingen Docent Dans zich niet meer richten op het primair- en voortgezet onderwijs. En dat de community en de uitvoerend opgeleide dansers zich dan specialiseren in het geven van de technische danslessen.
S: Daarom snap ik dat Maartje van Lanen graag de basistechnieken (klassiek/jazz/modern) weer meer wil terugzien in de dansopleidingen. En dan is de Utrechtse Dansacademie, waar Maartje bijna dertien jaar leiding aan gaf, ook nog een mbo!
L: Maar daar zou ook nog onderscheid in kunnen worden gemaakt. Want waar zit momenteel het verschil tussen een mbo en hbo? Misschien in onderzoek doen? Ik weet niet hoe dat voor jou was, Sanne, toen jij nog student Docent Dans was? Hebben jullie daar les in gehad?
S: Wij moesten wel aan het einde van de opleiding een ‘onderzoekje’ doen. Dan mocht je zelf een onderwerp kiezen, een onderzoeksvraag formuleren en dit uitwerken. Dit was leuk, maar zoals ik het me herinner is dat het enige echte onderzoek dat ik tijdens de dansopleiding gedaan heb. We hebben er ook geen les in gehad. Onderzoekstechnieken heb ik geleerd op de opleiding Theaterwetenschap aan de UvA (Universiteit van Amsterdam) die ik voor de dansacademie ben gestart en ook in 2005 heb afgerond.
L: Tijdens mijn studietijd zijn wij wel veel bezig geweest met onderzoek doen en we hebben daar ook les in gehad. Hoe moet je schrijven, hoe doe je onderzoek, welke opbouw in het proces en verslag houd je aan, etc. Daar kan het verschil tussen mbo en hbo wellicht worden gemaakt. Wat nou als de mbo opleidingen zich bezighouden met de praktische en technische kant van het dansles geven en de hbo studenten zich richten op community practice, op het verbinden van de verschillende werkvelden?
S: Ik vind drie jaar wel echt heel kort om technisch goed les te kunnen geven. Ik denk dat je dan sowieso al een basis moet hebben die heel hoog ligt om verder les te kunnen geven, vooral in de klassieke techniek. Terwijl de mbo’s aangeven dat je niet een enorm hoog niveau hoeft te hebben om in te stromen. In het hbo is dat wel anders, dan moet je qua danstechniek toch wel een bepaald niveau hebben om binnen te komen.
L: Klasgenootjes op het hbo die van het mbo kwamen hadden over het algemeen een veel betere danstechniek dan ik. Ik denk omdat ze zich in het mbo meer richten op uitvoerend dansen, ook bij de mbo’s die opleiden tot dansinstructeur. Terwijl dat vele dansen op een Docent Dans opleiding soms een beetje wordt ‘vergeten’ omdat er tegenwoordig zoveel gewicht wordt gelegd op het onderzoek doen, het schrijven, op het hele theoretische. Dat vind ik zelf prettig, maar moet dáár dan toch een duidelijker verschil komen tussen het mbo en het hbo?
S: Als je het zo bekijkt zou je inderdaad het mbo meer technisch kunnen sturen. Maar ja, als je mbo hebt gedaan, kun je dan wel op een balletschool technieklessen geven? Niet iedereen kan zomaar lesgeven… En hoe zit het dan met het allround opleiden van dansdocenten? Dat is wel waar alle opleidingen het over hebben, dat de studenten alle dansstijlen moeten beheersen. Maar ze moeten zich óók specialiseren en een eigen identiteit ontwikkelen. Dat is nogal wat!
L: Het is ook veel. Wat je krijgt is dat studenten allround worden opgeleid, krijgen het hele pakketje, zodat ze zich ná de opleiding kunnen specialiseren. Althans, dat is het idee. Maar waarom zou dat pas na de opleiding moeten, want dat kan ook gewoon ín de opleiding. En hoe ziet dat er dan uit? Moeten we af van het allround opleiden of is het iets wat we moeten blijven koesteren…
S: Ik ben wel breed opgeleid, maar in mijn tijd ging het toch meer om de klassieke, moderne en jazz dans. Wat ik toen gemist heb is dat ik mijn eigen stijl kon ontwikkelen en ik heb wel het idee dat dat nu meer in de opleidingen gebeurt.
L: Dat heb ik wel zo ervaren ja, zowel in de lessen (improvisatie) als buiten de vaste lessen om. Zo was er veel vrije ruimte om zelf dans te ontdekken. Bijvoorbeeld in de vorm van zelf georganiseerde voorstellingen, waarbij je mag experimenteren met je eigen dansstijl. Als mensen mij nu vragen wat voor een dansstijl ik lesgeef vind ik dat moeilijk te benoemen, omdat ik echt vanuit mezelf lesgeef. Er zit alleen voor de vorm een dansstijl aan de les gekoppeld.
S: Mijn gevoel neigt ernaar dat als je allround wordt opgeleid, je uiteindelijk je weg wel vindt. Dus in dat opzicht denk ik wel dat je de jonge mensen een breed pakket moet meegeven en een manier om naar zichzelf te kunnen kijken, te reflecteren.
L: Maar moet je dan tegelijkertijd de student veel aanbieden én hun eigen pad laten vinden? Of is dat iets wat chronologisch plaatsvindt? Dus eerst het één en dan het ander. Wat zou jij fijn hebben gevonden?
S: Ik had wel eerder in de opleiding vragen gewild zoals: ‘Wat vind jij ervan?’, ‘Waar liggen jouw passies?’ of ‘Waar zou je heen willen?’.
L: Leerlinggestuurd onderwijs dus, met voldoende coaching?
S: Ja, in plaats van ‘Laten we kijken of alle vijftien leerlingen wel dezelfde mooie plié kunnen maken’.
L: Dat is echt iets van vroeger of niet?
S: Ja! Dat hoop ik althans. Ik weet niet hoe jij dat ervaren hebt?
L: Ik was een zelfstandige student die zelf dingen uit zocht en ook graag vragen stelde aan mezelf. Wij hebben denk ik wel tig reflecties moeten schrijven in een portfolio waarbij je op verschillende competenties moest reflecteren. Je bent dan heel erg bezig met wie je bent, waar je staat, wat je wil en waar je heen gaat. Sommige klasgenoten, en dan voornamelijk de voormalige mbo’ers, vonden het lastig om te reflecteren of het onder woorden te brengen. Ikzelf kon door die reflecties makkelijk vliegen door het allround zijn én tegelijkertijd mijn eigen pad vinden. Nu nog steeds.
S: Dus als ik het goed begrijp heeft het allround zijn en reflecteren bijgedragen aan het vinden van je eigen pad.
L: Ja. Ik ben me uiteindelijk meer gaan specialiseren op het basisonderwijs, maar dat is pas na de opleiding gekomen. Al is dat zaadje wel tijdens de opleiding geplant. Dus ik denk wel dat je een allround basis nodig hebt, wil je zaadjes kunnen planten. Moeten we af van het allround opleiden? Nee. Kan het minder? Ja. Hoe kan het minder? Misschien toch meer ruimte maken voor individuele leerwegen, op basis van die reflecties.
S: Maar hoe zit het dan met masteropleidingen?
L: In mijn geval werd het zaadje ‘dans in het onderwijs’ geplant in de bacheloropleiding en dat heb ik uitgewerkt in de masteropleiding Kunsteducatie aan ArtEZ in Zwolle. Dat had ik nodig om het gefundeerd uit te kunnen werken en diepgang te kunnen geven. Dus ik denk dat wanneer je meer specialistische masters kan aanbieden, dáár kansen liggen voor het werkveld om alsnog die diepgaande vakkennis te bemachtigen. Maar misschien dat de dansgezelschappen hier ook iets in kunnen betekenen, als we het dan toch hebben over verbinden en samenwerken. Bijvoorbeeld door in samenwerking met een dansacademie een professionaliseringstraject te ontwikkelingen gericht op danseducatie in de wijken. Of door meer educatieve stages en onderzoeksplekken te creëren.
S: Heb jij veel klasgenoten die verder zijn gaan studeren of die een master hebben gedaan? Ik niet namelijk.
L: Ja. Een aantal hebben een universitaire pre-master en master gedaan, bijvoorbeeld onderwijswetenschappen. Echter gaat daar veel tijd in zitten. Terwijl zo’n hbo master in deeltijd, zoals ik heb gedaan, juist heel prettig is. Je studeert, kunt blijven werken en past dat wat je hebt geleerd direct toe in de praktijk. Plus je neemt de praktijk mee de opleiding in.
S: Ja, volgens Gia van den Akker van Docent Dans/Euritmie aan de Hogeschool Leiden is deeltijd studeren sowieso een trend van nu. Zeker als je al een opleiding achter de rug hebt en tegelijkertijd werkervaring wilt opdoen. Daarnaast moet je natuurlijk ook gewoon geld verdienen.
L: Als je kijkt naar het wetenschappelijk onderwijs zie je dat studenten direct doorstromen van bachelor naar master, in het hbo is dat heel anders. De oudste student bij mij in de klas van de master Kunsteducatie zat was namelijk 56 jaar! Hij nam een bak aan ervaring met zich mee waar ik veel van kon leren, maar hij leerde ook weer van mij. Je bent in zo’n hbo master heel erg bezig met elkaar: je gaat met elkaar in gesprek en leert van elkaar. Verbindend leren, in plaats van met honderd andere studenten in een collegezaal zitten en luisteren naar die ene professor om vervolgens een essay te schrijven of tentamens te maken. Daar zit het verschil voor mij tussen een universiteit en hogeschool, en daar ligt dan ook de waarde van een hbo master! Dat wordt zo vaak onderschat in mijn ogen.
S: Dat zegt Annouk van Moorsel van het Koninklijk Conservatorium Antwerpen ook, dat samenwerken leidt tot leren. Het zou mooi zijn als dat binnen opleidingen Docent Dans ook meer gebeurt, samenwerkingen tussen andere opleidingen en jaarlagen. En ook de alumni bij de opleiding blijven betrekken, zoals ze dat bijvoorbeeld doen bij Pact+ Dans in Amsterdam.
L: Je moet inderdaad bedenken dat zo’n opleiding een heel groot netwerk heeft: een community aan studenten, docenten, alumni enzovoorts. Maak daar gebruik van! Om dan ook even op de dansgezelschappen terug te komen die graag willen verbinden en samenwerken. Laat die gezelschappen de opleidingen helpen om die verbinding te maken! Geef hen een rol om de community verder uit te bouwen.
S: Wat een mooie suggestie. Laat de dansgezelschappen helpen door het werkveld in kaart te brengen. Of, wat je al eerder zei, onderzoeksplekken te faciliteren met vragen vanuit het werkveld. Een oproep om de werelden van de (Docent) Dans opleidingen en dansgezelschappen nog meer samen te brengen!
TRENDS & CURRICULUM
Met de podcasts ‘Danseducatie in de Maatschappij’ en ‘Dansdocent van de toekomst’ houden wij jullie op de hoogte van trends op het gebied van danseducatie! Lynn Kosakoy gaat namelijk in gesprek met de leiders van de educatieve afdelingen van dansgezelschappen in Nederland en Vlaanderen. En Sanne Fokkens gaat in gesprek met de artistiek leiders van de opleidingen Docent Dans van dansacademies in Nederland en Vlaanderen.