Een kopje koffie met wetenschapsjournalist Mark Mieras

Fotograaf: Hein van den Heuvel

Fotograaf: Hein van den Heuvel

ONLINE VOOR DANSDOCENTEN | Dansdocent en coach Esther Nederpelt gaat in gesprek met wetenschapsjournalist en boekauteur Mark Mieras. Hij fascineert zich sinds 2001 voor hersenonderzoek en vindt deze onderzoeksresultaten cruciaal voor het begrijpen van het leerproces van kinderen. In dit interview deelt hij zijn inzichten voor dansdocenten. Hij vertelt over het herschrijven van onze hersenen, de ‘machineleerling’ en ons lichaamsgeheugen. Een lang en boeiend (!) gesprek. Meer weten? Bekijk de vlog of lees de hoogtepunten uit het interview! 

HET HERSCHRIJVEN VAN DE HERSENEN

Mensen denken vaak, ook in onderwijs, dat leren zoiets is als het absorberen van informatie. Maar eigenlijk kan je pas leren als je zelf actief betrokken bent bij het herschrijven van je eigen brein. Dat gebeurt op het moment dat je in een cyclus zit van verwachting en verrassing. Je hebt een idee, maar het gaat anders. Dat is het moment waarop je leert. Doordat een verwachting vooraf gaat aan een verrassing weten je hersenen ook waar ze die verrassing moeten opbergen. Dat levert kennis op waar je later iets aan hebt. Op het moment dat eenzelfde situatie zich opnieuw voordoet staat die info paraat om te gebruiken. Dan is het operationele kennis. 

Het is daarnaast typisch dat wanneer je jouw aandacht richt op een nieuw element je deze aandacht onttrekt aan alles wat je daarvoor al dacht te beheersen. Het lijkt toch niet helemaal geautomatiseerd te zijn. Denk maar aan het aanleren van een complexere dansbeweging. Als je de benen goed hebt, dan ga je naar de armen. Maar dan lijkt het plots of de benen het toch niet meer weten. Op het moment dat je je niet uit het veld laat slaan doordat het verkeerd gaat, maar het opnieuw probeert, ben je aan het leren. 

MAAK ER ALTIJD IETS VAN 

Wanneer je als danser in de les of bij een voorstelling altijd probeert het publiek wijs te maken dat jouw ‘fout’ precies zo bedoeld was zoals je hem danste, dan is dat niet alleen fijn voor het publiek maar ook voor je eigen hersenen. Als je dat doet nodig je jezelf uit om niet te verkrampen in de fout, maar juist de fout te omarmen. Het betekent dat je er veel meer van zult leren omdat het geheel in een dynamische reactie belandt in plaats van een statische verkramping, waardoor het makkelijker ontwikkelt tot iets nieuws waar je wat aan hebt. Doorgroeien na je ‘fouten’ zonder verkramping optimaliseert het leerproces enorm. 

Eigenlijk is het vreemd om in niet levensbedreigende situaties te gaan verkrampen. Het is natuurlijk een oud patroon van ons mensen, dat we hebben uit de tijd dat het er echt toe deed: een fout maken kon betekenen dat je opgegeten werd. Het rare is dat wij nog te vaak denken dat de manier om te leren het streven naar perfectie is. Zo werkt het nou nét niet. Het is juist een kwestie van fouten mogen maken in jouw leerproces, wat veel meer bijdraagt aan het eindresultaat – dat perfect zal zijn! – dan een leerproces waarbij je vanaf het begin perfect probeert te zijn. 

GENIETEN VAN ALLES WAT FOUT GAAT

Als je vanaf het begin jezelf oplegt perfect te zijn in wat je doet, zadel je jezelf op met een gevoel van imperfectie: Ik faal. Dan kom je heel makkelijk in een dissociatie terecht, wat betekent dat je gedachten, emoties, waarnemingen of herinneringen buiten je bewustzijn plaatst, waardoor ze minder samenhang vertonen en waarbij de informatie niet meer ‘oproepbaar’ is. Je haalt jezelf uit de toestand die juist zo krachtig werkt: vanuit een veilige omgeving fouten mogen maken om daarvan te leren.

Als je veilig bent dan kun je leren met vallen en weer opstaan en gaat er een ander systeem in je hersenen en je lichaam te werk: je komt in een leermodus terecht. Dat is de toestand van het plezier! In het plezier bestaan geen fouten. Alles mag en sterker nog, alles moet. Hoe meer variatie in het leerproces, hoe meer mislukking wordt meegemaakt, hoe beter je in staat bent om te anticiperen en te reageren. Je wordt veel flexibeler en dáár gaat het om.

Het is belangrijk je te realiseren dat je in de oefensituatie alles moet trainen wat je ook zal gaan uitvoeren. Want op het moment dat je op het podium staat, ben je met je volledige bewustzijn aan het dansen. Je hersenen zijn niet bezig met alles wat je je hebt voorgenomen. Dat betekent dat de dingen die je niet tijdens het oefenen hebt meegenomen ook niet paraat zullen zijn op het podium. Dat is ook een bekend gegeven bij musici. De concentratie waarmee ze repeteren is dezelfde concentratie die ze meenemen naar het podium. Dus in feite moet je de oefensituatie als een uitvoering zien! Maar dan een uitvoering waarin je de volle vrijheid hebt om te genieten van alles wat er fout gaat.

MINDSET

Het overnemen van de mindset van de docent gaat ook via emoties en we spiegelen voortdurend wat je in sociaal contact met de ander beleeft. Wanneer jij als docent een fout maakt en erom kunt lachen, een open lach, dan ervaren de leerlingen dat van binnenuit. Ze leven daarin mee. Het betekent dat jij als docent heel erg ‘echt’ mag zijn. Alleen dan kunnen ze dat vertalen naar en in zichzelf. Dan wordt die ontspanning als het ware overgenomen. Als er iets van verkramping in jouw reacties zit, dan geef je dat ook door aan je leerlingen. 

Wanneer jij je als docent ongemakkelijk voelt, vertaal je dat naar stress in je gedachten en in je lichaam. Dan sluit je je vaak af. In stress en dissociatie zit heel sterk het ‘pokerface’-principe: je zet ‘een gezicht op’ wat niet congruent is aan hoe je je werkelijk van binnen voelt, wat betekent dat je jezelf op dat moment afschermt van de functie van de spiegelneuronen van je leerlingen. Dat is met name voor kinderen en tieners lastig als zij hun spiegelneuronen niet meer kunnen volgen. Realiseer je dat zij het primair van de spiegelneuronen en die empathie moeten hebben om te begrijpen wat er in jou omgaat. 

Volwassenen hebben nog wel de vaardigheid zich te verplaatsen in de ander. Maar een kind en tiener moet het hebben van het vermogen om bij de ander ‘in te voelen’. Die verplaatsen zich niet in de ander maar die verplaatsen de ander in zichzelf. Dat lukt alleen maar wanneer jij emotioneel transparant en in de toestand van het plezier bent in plaats van je bedreigd te voelen. Je moet dus in jezelf de vrijheid scheppen om open te zijn voor je leerlingen om het contact met hen optimaal te kunnen maken! 

SPIEGELNEURONEN

Spiegelneuronen blijven zeker werken gedurende een leven lang leren. Waarschijnlijk ontwikkelen ze zich heel jong. Het is het vermogen om bewegingen en waarschijnlijk ook emotionele toestanden van anderen in zichzelf te verplaatsen. Een soort antenne om de andere vanuit je eigen systeem te begrijpen. Ik geef altijd het voorbeeld van het ‘hand uitsteken’: je voelt in een fractie van een seconde dat het een vriendschappelijke gebaar is. Terwijl als ik een vuist maak het agressiever voelt. Dat is een hele snelle primaire reactie. Het is iets dat we voortdurend gebruiken om elkaar te interpreteren. Ik vertaal jouw hand naar het mijne. Ik kijk wat het voor mij zou betekenen. En dat zonder dat er een ingewikkelde weg van denken tussen hoeft te zitten.

LEREN DOOR BEWEGEN OF OBSERVEREN?

Of je leert door te bewegen of door observatie heeft te maken met introvert en extrovert. Sommige mensen vinden het geen enkel probleem om zichtbaar te zijn (wat in bewegend leren gebeurt). Anderen hebben daar wat meer moeite mee. Realiseer je dat mensen die introvert zijn in hun leven een soort van intern én extern vermogen hebben om zonder mee te doen toch bewegingen uit te voeren. Dus wat extraverte leerlingen somatisch en in echte beweging moeten omzetten om het echt te kunnen gebruiken, geldt voor introverte leerlingen niet. Die hebben het vermogen dat meer van binnen te doen.

Hoe voeg je nu op deze manier een nieuwe beweging toe aan je patroon? Dat is best lastig, want je hebt geen ruimte om tijdens de beweging na te denken. Wat heel goed werkt, is om het heel concreet te maken als docent én als leerling, waarbij je de beweging bijvoorbeeld aan het bestaande levenspatroon kan koppelen. Iedere beweging is een complexe stroom van verschillende spiertjes en draaipunten wat je onmogelijk kan bijhouden met je hoofd, waarbij de bewegingen ook nog eens zo ontzettend variabel zijn. Je bewustzijn is gewoon ontoereikend om dat te doen. Je moet dus weten hoe je de beweging onbewust traint en dat doe je door het zo letterlijk mogelijk te doen.

Als je een nieuwe beweging koppelt aan een beweging van je gewoontepatroon (een dagelijkse handeling/dagelijkse beweging), dan kan je brein makkelijk deze vertaalslag maken.   

ANKEREN VAN BEWEGING

Ons geheugen werkt op basis van associaties. Op het moment dat het ene voorvalt wordt de associatie met andere stukjes informatie gelegd. Hoe meer van dat soort verbindingen er zijn, hoe makkelijker je dingen als geheel onthoudt en kan reproduceren. Je moet je leerlingen dan ook leren dat ‘leren’ een actief proces is waarbij je voortdurend door het ongemak heen moet van het niet weten, waarbij er dus nog geen verbindingen zijn aangelegd tussen informatiedeeltjes. In het niet weten ga je in feite dan door de cyclus van verwachting en verrassing heen. 

Door verbindingen te leggen tussen een specifieke beweging en ‘een ander element’ geef je leerlingen een extra ruimte om dingen te onthouden. Dat kun je doen door een specifieke volgorde aan te bieden die zij moeten onthouden, maar ook door deze extra te verrijken door er emoties, kleuren of beelden aan te koppelen. Alles wat verbindend werkt en wat associaties opwekt kan het leerproces verstevigen en het reproduceren enorm helpen, je ‘ankert’ als het ware de beweging door de koppeling via een associatie. 

Onder de musici zijn heel veel mensen die een associatielink hebben tussen muziek en kleur. Die kunnen heel makkelijk partituren onthouden. Dit principe geldt ook met betrekking tot het onthouden van bewegingen.

DE MACHINELEERLING

Een goede professional heeft niet alleen de capaciteit, maar ook een noodzaak om ruimte te geven als docent en zelf dingen toe te mogen voegen als danser. Op het moment dat je dat niet doet, waarbij het puur om het resultaat gaat, kan dat frustrerend zijn. In die frustratie ontstaat iets dat heel destructief is. Namelijk dat de dansers op een gegeven moment niet meer gaan zoeken naar die verbindingen, omdat het niet wordt gevraagd, geprikkeld of omdat zij hierin niet meer worden uitgedaagd. Dan wordt de ‘machineleerling’ geboren. Als een leerling beweging met variatie leert, is het geleerde stabieler en makkelijker uitbreidbaar dan wanneer het op een strakke eenduidige manier wordt geleerd.

Bij leerlingen zie je ook vaak een focus op het resultaat en niet een interesse in het proces. De ouders spelen daar denk ik een rol in. Wanneer je danst om anderen tevreden te stellen dan is het resultaat heel belangrijk, waarbij je een zekere eigenheid verliest. In een zoekproces maak je jezelf juist kwetsbaarder want het wordt meer van jezelf in het zoeken. Ook kan het daardoor minder lijken op het perfecte resultaat dat je in je achterhoofd hebt, waar je je dan ook van moet leren lostrekken. Want dat is de dood in de pot. Dat is niet alleen ten opzichte van dans, maar ook ten opzichte van het leven. Uiteindelijk ben je ontzettend kwetsbaar als je jezelf niet kwetsbaar durft op te stellen! 

Het is voor docenten belangrijk te weten wat je als resultaat definieert. Zeker in de amateurkunst en -sport is het belangrijkste resultaat dat je kinderen iets leert voor het leven. Bij sport zie je dat de toppers degene zijn die vanaf het begin in de speelse toestand hebben mogen verkeren en niet meteen naar de perfectie gestreefd hebben. Echte perfectie heeft flexibiliteit in zich. Als je vanaf het begin alles tot in de perfectie wilt, dan is die flexibiliteit afwezig. Kinderen die graag dansen hebben iets met dans, ze hebben een passie. Het is een kunst om daar als docent met ruimte voor het leerproces mee om te gaan.  

Passie

Als je goed kijkt zie je twee vormen van passie: een harmonische en een obsessieve. Als de kinderen die vanuit harmonische en obsessieve passies later dansers worden, zal je een duidelijk verschil zien. Zij die een obsessieve passie hadden, kunnen ver komen, maar zullen uiteindelijk veelal afbreken omdat ze niet reageren op chronische klachten waarbij ze zichzelf en hun lichaam vaak uitputten. Deze dansers zullen hun carrière veel vroeger stoppen dan harmonische dansers. Dus in feite zet je kinderen op een oprijlaan naar een ongezonde danscarrière als je niet vanaf het begin het plezier en de ruimte voor het leerproces centraal zet. 

Waar het om gaat bij harmonische passie is het ‘auto belief’ van de leerling. Op het moment dat het bewonderd wordt vanwege de resultaten gaat het veel eerder een obsessie worden. Een kind vertaalt de liefde, bevestiging en bewondering die het krijgt omdat het die specifieke prestatie heeft gezet. De angst ontstaat dat de liefde verdwijnt als de prestatie verdwijnt. Geef daarom feedback op de inzet en niet op het eindresultaat! Op resultaat sturen is veel makkelijker dan op het leerproces, dus als docent heb je wel een stap te maken. 

Als iets niet lukt is er vaak een diepere reden voor en de weg van dat onderzoek moet je als docent willen afleggen. Laat ook leerlingen zelf het gevoel hebben waar het naartoe ‘moet’, waarbij de leerlingen bewust worden van hun richting. Ga op dat niveau sturen als docent, in plaats van het op de huid te zitten.

ONS LICHAAMSGEHEUGEN

Het lichaamsgeheugen is een fabelachtig systeem waar ongelooflijk veel informatie in opgeslagen ligt. Het leren van bewegingen gaat stapsgewijs. Eerst is het bewust op het niveau van een concrete beweging. Daarna wordt het meer een soort idee. Het idee wordt zelfstandig en geactiveerd. Vervolgens worden die ideeën bewegingen die samenvloeien in dans. Je hoeft er niet over na te denken. Hetgeen wat je altijd bewust doet, gaat op een gegeven moment onbewust en dan is er weer ruimte voor nieuwe dingen in het bewustzijn. Het moet ook zo ‘doorschuiven’ anders raak je vol. De hersenen zijn voortdurend aan het automatiseren. 

Het is opnieuw de cyclus van verrassing en verwachting die ervoor zorgen dat het steeds op een dieper niveau vastgelegd kan worden. Het verwachtingspatroon wordt steeds op een hoger niveau gedefinieerd door de correctiesignalen die van onderaf komen omdat het net anders ‘moet’ (vanuit een correctie, balansverlies of wat dan ook). Dat is het mooie van dans. Als individuele danser moet je je steeds blijven afstemmen op wat gebeurt zodat het blijft kloppen en het nooit klaar is én altijd verandert. 

Het proces van voortdurende voeding van kleine correcties omdat het net vandaag anders gegaan is of anders wordt gebracht of aangeboden. Dat verandert de verwachtingspatronen waardoor je het de volgende keer net iets anders uitvoert. Zo ben je voortdurend in het proces. Dat kan alleen maar als je je bewust bent, anders ga je op een gegeven moment op de automatische piloot en zul je merken dat de dans steeds meer uit elkaar valt omdat het niet meer klopt.

---

Lichaamsgeheugen, verwachting, verrassing, associatie, verbinding, harmonische passie, ankeren van beweging door associatie, wauw… wat is het leerproces een interessant fenomeen! Laten we ons als dansdocent vooral op dat leerproces richten, waarbij we het speelse plezier niet zullen vergeten, zowel bij kinderen als volwassenen. 


ONLINE VOOR DANSDOCENTEN

Voor haar YouTube kanaal ‘OnLine voor dansdocenten' gaat dansdocent en coach Esther Nederpelt in gesprek met dansdocenten over hun werk. Want veelal worden er dansers of choreografen geïnterviewd, of zien we eindresultaten van het werk van een dansdocent, maar wat gebeurt er nu eigenlijk tussen de vier muren van de dansstudio? Daar, waar de danscarrière van velen is begonnen? Esther haalt de inhoudelijke kracht van de dansdocenten naar voren, met vragen als: Wat beleven de dansdocenten? Wat is hun missie? Hoe beleven zij de dansleerlingen? Wat kunnen zij vertellen over de leerprocessen die ze tegenkomen? Wat voor betekenis geven zij aan dans? En hoe dragen zij dans over?

Vlog en eindredactie: Esther Nederpelt
Transcript: Maud Tielemans

Esther Nederpelt klein.png

Esther Nederpelt

Esther Nederpelt is gastredacteur van Dansdocent.nu. In 2004 studeerde ze af in de opleiding Docent Theaterdans aan de Hogeschool voor de Kunsten in Amsterdam. Ze geeft dansles in jazz en moderne dans en heeft met de meest uiteenlopende groepen gewerkt: kinderen vanaf 3 jaar en ouder, jongeren in justitiële inrichtingen, studenten aan de dansvakopleiding en volwassenen tot 80 jaar. De afgelopen jaren heeft Esther zich beziggehouden met het wel en wee van de dansdocent. Ze werkt als coach voor dansdocenten en heeft het Intervisie Netwerk voor Dansdocenten opgericht.

Maud klein.png

Maud Tielemans

Maud Tielemans is redacteur Werkplezier & Didactiek. Ze studeerde danseducatie (BA) en kunsteducatie (MA) bij Codarts. Daarnaast studeerde ze kunst- en cultuurmanagement aan de Universiteit Gent. Momenteel werkt ze als docent pedagogiek bij Codarts, als onderzoeker aan LUCA School of Arts en als dansdocent bij het DKO in Vlaanderen. Voor dansdocent.nu vertaalt ze wetenschappelijk onderzoek naar praktische tips zodat dansdocenten het hele jaar door met plezier lesgeven.