3 tips voor een vlotte start van het nieuwe dansjaar!
WERKPLEZIER & DIDACTIEK | Het einde van de zomervakantie is in zicht. Na twee maanden welverdiende rust lopen de dansstudio’s weer vol met dansers, bruisen docenten van de energie en knalt de muziek weer door de gangen. Voor dansdocenten en leerlingen wordt bij deze start de basis gelegd voor de rest van het schooljaar. Ben jij klaar voor een nieuw dansjaar? In dit eerste artikel van ‘Werkplezier & Didactiek’ lees je tips en tricks voor een vlotte start in jouw dansstudio en een succesvol dansseizoen!
Het belang van een goede start: plannen, plannen, plannen
Eind augustus en begin september lopen de dansstudio’s weer vol. Nieuwe en oude leerlingen komen vol enthousiasme en met de nodige nieuwsgierigheid je dansstudio binnen. Ze zullen samen een nieuwe groep vormen en een jaar lang je dansstudio onveilig maken. Het is aan jou als dansdocent en manager van je groep om dit proces in goede banen te leiden (Klamer-Hoogma, 2012). Dit kan je doen door de groepsdynamiek te begeleiden, een vlotte start te maken met leuke kennismakingsoefeningen én een jaarplanning op te stellen.
1 | Plan de groep
Een nieuwe groep vormt zich in de eerste weken en maanden. Zo ook jouw nieuwe groep dansleerlingen. Bruce Tuckman (1977), specialist op het gebied van groepsdynamiek, onderscheidt grofweg vijf fasen die iedere nieuwe groep doorloopt:
1 | Vormfase
De leerlingen komen voor het eerst (opnieuw) bij elkaar, bijvoorbeeld na een zomervakantie, en leren elkaar kennen. Iedereen kijkt als het ware de kat uit de boom en kijkt hoe ze zich verhouden tot anderen binnen de groep. Wie danst al? Wie heeft nog nooit een voet op de dansvloer gezet? De groep bepaalt zijn positie ten aanzien van de omgeving, de taak en wat ieder aan die taak bij kan dragen (als in Klamer-Hoogma, 2012). Als dansdocent kan je je leerlingen hierin begeleiden door:
Regels en afspraken te maken met je leerlingen over het lesgebeuren (gedrag, doelen, structuren aanbrengen, grenzen aangeven, ...) Wil je bijvoorbeeld dat je leerlingen een specifieke kleding dragen in de dansles?
Lesopdrachten geven gericht op kennismaking (zie tip 2).
Een band op te bouwen met iedere leerling door ook aandacht te schenken aan het individu.
2 | Stormfase
Deze fase dankt zijn naam aan het stormachtige karakter dat het met zich meebrengt. In deze fase worden de verhoudingen in de groep bepaald. De strijd om de macht, of in ons geval het beste plekje voor de spiegel, vindt plaats (Van Bruggen, 2005). Als docent wil je geen negatieve leiders in je groep en stuur je dit proces zo positief mogelijk. Je kan je leerlingen hierin begeleiden door:
Lesopdrachten met als doel respect voor de ander.
Complimenten geven aan de hele groep maar tegelijk ook iedereen in je les te zien.
Leerlingen bij groepsopdrachten te verdelen in weloverwogen groepen
Bijvoorbeeld: soms is het veiliger om de vaste vriendengroepen bij elkaar te laten.
3 | Normfase
De groep ervaart in deze fase meer rust. Het is nu duidelijk wie welke rol in de groep inneemt. Je herkent verschillende leerlingrollen vast uit je eigen lessen: de leerling die steeds goedkeuring wil, de leerling die vaak te laat is, de leerling met te veel energie, de leerling die alle info opneemt, de leerling die het voortouw neemt bij iedere opdracht, etc.Tegelijkertijd versterkt de onderlinge band en het groepsgevoel overheerst. De groep maakt ruimte voor persoonlijk contact (Van Bruggen, 2005). Er ontstaat ruimte om vriendschappen op te bouwen. Als dansdocent kan je je leerlingen hierin begeleiden door:
Lesopdrachten te geven waarbij de groepscohesie versterkt wordt.
Complimenten (verbaal, visueel, tactiel) te geven bij het naleven van de afspraken.
Leerlingen actief te betrekken bij de les (zelf inbrengen van kennis).
4 | Prestatiefase
Deze fase duurt de rest van het schooljaar. Het wordt gekenmerkt door harmonie en rust. Je kan met je groep alle kanten op. Dit op voorwaarde dat de andere fases, dankzij jouw goede klassenmanagement, goed doorlopen werden (Klamer-Hoogma, 2012). Als dansdocent kan je je leerlingen hierin begeleiden door:
Ze ruimte te geven om eigen invulling te geven aan de lesstof.
Te zoeken naar verrassingselementen in de les.
Positieve bekrachtiging en het laten zien dat je trots bent.
5 | Afscheidsfase
De groep bereidt zich voor om weer uit elkaar te gaan. Dit vindt plaats tijdens de laatste danslessen van het schooljaar of de lessenreeks. Als dansdocent kan je je leerlingen hierin begeleiden door:
Een ‘afscheidscadeau’ uit te reiken: een diploma, een complimentenblad, etc.
Het schooljaar individueel en met de groep te evalueren.
Het is belangrijk te begrijpen dat iedere groep uniek is en dat ieder groepsvormingsproces dat ook is. Het staat niet vast dat het groepsvormingsproces lineair of circulair verloopt (Klamer-Hoogma, 2012). Wel kent ieder proces een startpunt. Dat wil je als dansdocent natuurlijk zo dansant mogelijk aanpakken... Daarom: Plan de kennismaking!
2 | Plan de kennismaking
Bij het begin van het schooljaar leert iedereen elkaar kennen. Jij als dansdocent kan hierbij zorgen voor een ontspannen sfeer (Van Bruggen, 2005). Wees er steeds alert op meteen de juiste grondregels uit te diepen die voor de rest van het schooljaar belangrijk zijn (afspraken, gedragscodes, signalen, etc.). Enkele leuke manieren om als docent kennis te maken met je groep, of om hen kennis te laten maken met elkaar, vind je hieronder terug:
Kleuters: neem een grote koffer mee naar de dansstudio. Die koffer is de danskoffer van het schooljaar. De leerlingen zeggen om de beurt hun naam en voeren een dansbeweging uit die ze dit jaar zeker willen meenemen op dansreis. Nadien werpen ze deze in de danskoffer.
Onderbouw: Bedenk met je leerlingen een klapsignaal (voorbeeld: twee keer benen, handen, hoofd). Als jij dit klapt, klappen zij het na en is het stiltemoment. Het kan een handige tool zijn om gedurende het hele schooljaar in te zetten.
Bovenbouw: hou met je leerlingen een brainstorm over belangrijke woorden in jouw dansles zoals bijvoorbeeld vertrouwen, ‘open mind’ en respect. Laat de leerlingen in kleinere groepen beelden maken bij de betekenis van deze woorden. Vervolgens maken ze transities tussen de verschillende vormen om deze uiteindelijk aan elkaar te tonen.
Bovenbouw: Leerlingen staan met hun rug tegen elkaar aan. Ze krijgen een simpele verbale opdracht zoals ‘zeg je naam achterstevoren’ of ‘wat deed je afgelopen weekend’. Vervolgens krijgen ze de opdracht het antwoord aan hun partner te vertellen terwijl ze omdraaien. Aan hun antwoord kennen ze een beweging toe die ze met een opdracht van de docent verplaatsend naar een nieuwe partner uitvoeren. Hierbij kan je peilen hoe ver je leerlingen reeds staan binnen bepaalde danselementen (lichaam, ruimte, tijd, kracht).
Volwassenen: Maak een rijtje: organiseer je van klein naar groot, van jong naar oud, op schoenmaat, op huisnummer, etc. Maar zonder te praten!
Bij iedereen: Loop door de zaal en zeg elkaar op verschillende wijzen gedag (heel ongeïnteresseerd, alsof het je beste vriend is, etc). Of leer elkaars namen kennen aan de hand van een balspel.
Een goede start van het proces is één zaak, maar hoe ga je dan verder? Dat doe je door op voorhand je jaar op te delen, koppelingen te maken met je doelen en een structuur aan te brengen. Hoe helderder je dit aan het begin van het jaar hebt, hoe makkelijker het is achteraf te reflecteren en na te gaan of je je doelen bereikt hebt. Dus: Plan je jaar!
3 | Plan je jaar
Nadat je de groep hebt leren kennen, heb je een overzicht van je beginsituatie (Bergman, 2003). Welke leeftijd, ervaring, bagage, etc. heeft de groep die voor je neus staat? Van daaruit is het belangrijk om bij de start van het schooljaar verder te plannen. Op basis van een jaaroverzicht kan je verdere uitwerkingen doen naar overkoepelende doelstellingen, doelstellingen per blok en specifieke lesdoelen.
Er is een verschil tussen het thema van je les en een doelstelling. Een thema zorgt voor samenhang, invulling en kleur van je les. Een doelstelling geeft aan wat je leerlingen precies gaan leren. Doelstellingen kunnen in verschillende vormen optreden. Zo heb je doelstellingen die eerder op het motorische aspect focussen en doelstellingen die eerder het sociale als focus nemen. Bergman (2004) benoemde zes soorten doelstellingen. Deze zijn: motorisch, sensorisch, affectief, sociaal, cognitief & creatief. Het is aan te raden hierin te variëren. Zowel in jaar- als lesdoelstellingen.
Je doelen kun je opstellen aan de hand van ‘SMART goals’. Deze manier van doelen stellen zorgt ervoor dat je doelstellingen zowel Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch als Tijdsgebonden zijn. Het stelt je in staat om achteraf concreet te toetsen of deze doelen behaald werden. Een voorbeeld van een doelstelling zou kunnen zijn:
Voorbeeld 1 ‘een jaardoelstelling’: De leerlingen kunnen aan het einde van de lessenreeks Ballet Beginners (tijdsgebonden) de basishouding benoemen en binnen de eigen fysieke mogelijkheden toepassen (realistisch/acceptabel) zowel in stilstaande houdingen als in beweging (meetbaar/specifiek).
Voorbeeld 2 ‘een lesdoelstelling’ : De leerlingen ‘Modern -Laban Intermediate’’ kunnen aan het einde van de les (tijdsgebonden/realistisch) alleen en met anderen bewegen in de ruimte (Meetbaar/specifiek/acceptabel).
Het is ook aan te raden om voor jezelf als docent doelen op te stellen. In eerste instantie kunnen deze gekoppeld zijn aan jouw lesgeefpraktijk, maar kijk ook eens of je voor jezelf naast het lesgeven dansgerelateerde doelen kunt stellen.
Voorbeeld 1 ‘een jaardoelstelling’: Aan het einde van het schooljaar (tijdsgebonden/realistisch) heb ik tien tips en tricks (specifiek/meetbaar) verzameld met betrekking tot sidecoaching van mijn leerlingen PO (specifiek/acceptabel).
Voorbeeld 2 ‘een lesdoelstelling’: Aan het einde van de les (tijdsgebonden) heb ik minsten één compliment gegeven aan iedere leerling (Specifiek/meetbaar/acceptabel/realistisch).
Wat zijn jouw SMART-doelen voor dit schooljaar? Laat het ons weten! Laat een opmerking achter onderaan dit artikel.
Het opstellen van doelen is één ding. Daarna wil je deze natuurlijk het liefste bereiken. In de volgende artikelen gaan we dieper in op benaderingswijzen, werkvormen, opbouw van je dansles, aanleermethoden, etc. Lees volgende maand in deze rubriek meer over didactiek!
Checklijst
Wie alle informatie hierboven gelezen heeft, voelt zich misschien licht gestrest. De start van het nieuwe dansjaar brengt zo ontzettend veel voorbereiding met zich mee! Dit stressgevoel is uiteraard helemaal niet de bedoeling. Planning, orde en structuur kunnen net zorgen voor rust in het hoofd! Daarbij hoort ook een lege, schone start. Maak tijd om niet enkel je dansruimte op te ruimen, maar ook om alle administratie zoals contracten, boekhoudingen, etc. op orde te krijgen.
Om het je extra makkelijk te maken bij de start van het nieuwe dansjaar, maakten we een korte checklist ‘Klaar voor het nieuwe dansjaar’. Zo weet je binnen enkele V-tjes of jij er klaar voor bent!
BRONNEN
Bergman, V. (2003). Dans in Samenhang. Utrecht: De Kunstconnectie.
Klamer-Hoogma, M. (2012). Klassenmanagement. Houten: Noordhoff Uitgevers.
Tuckman, B. W., & Jensen, M. A. C. (1977). Stages of small-group development revisited. Group & Organization Studies, 2(4), 419-427.
van Bruggen, E. (2005). Over de relatie tussen competentievergroting en didactische werkvormen!. Geraadpleegd via via evanbruggen.nl
Werkplezier & Didactiek
Over één ding zijn dansdocenten het allemaal eens: wat een uitdagend en veelzijdig beroep hebben wij! Door middel van dans kunnen wij leerlingen begeleiden in hun algemene leerproces. Aan de hand van verschillende didactische werkwijzen leren we ze elke keer dat stapje meer. En dat geeft ons voldoening. Als dansdocent sta je er echter ook vaak alleen voor. Het is vaak creatief zoeken naar oplossingen voor de problemen waar je tegenaan loopt. Hoe bereid je je schooljaar voor? Hoe ga je te werk binnen verschillende contexten? Hoe ga je om met blessures? Hoe gaan we de eindvoorstelling vorm geven? Maar vooral… Hoe behoud ik plezier in mijn beroep? Dat alles lees je in de rubriek ‘Werkplezier en Didactiek’!